Waarheen met de duivel? Belevenissen van een jezuïet-exorcist

vr 25 jan 2019 Jezuïeten / Kerk / Spiritualiteit /
Waarheen met de duivel?

Wauthier de Mahieu sj is al jaren de officieel aangestelde exorcist van het bisdom Brugge. Veel van wat hij over exorcisme hoort of leest roept bij hem serieuze vragen op. Daarom schreef hij dit artikel.

Wauthier de Mahieu sj is al jaren de officieel aangestelde exorcist van het bisdom Brugge. Veel van wat hij over exorcisme hoort of leest roept bij hem serieuze vragen op. Daarom schreef hij dit artikel.

Dit artikel is het resultaat van een moeilijke zoektocht, waarin praktijk, ervaring, nadenken en gebed elkaar aanvullen. Sommigen zullen er voor een stuk hun eigen zienswijze in herkennen, anderen misschien helemaal niet. Als de lezer maar wil aannemen dat dit alles gedragen wordt door een persoonlijke verbondenheid met een God die van zijn volk vrije mensen zoekt te maken.

Belevenissen. Zal ik dan maar beginnen met iets te vertellen wat ik kort geleden meemaakte? Echt zo typisch. Een dame belt mij op met de vraag om haar man, een iets ouder iemand, bij hen thuis te komen ‘exorciseren’. Er was iets ergs gebeurd. Plots was hij niet meer dezelfde; niet meer zichzelf. Het was duidelijk dat ergens een vreemd wezen – en dat kon enkel de duivel zijn – zich van hem meester had gemaakt. Dit had een totale ommekeer teweeggebracht in zijn persoonlijkheid, zodat hij niet meer te herkennen was.

Ik ben er naartoe gegaan en werd heel vriendelijk ontvangen door zijn vrouw en zijn dochter die mij tot bij hem brachten. We gingen samen rond hem zitten. De man zelf zat stilzwijgend in zijn zetel. Zijn vrouw nam dan het woord, heel kordaat, en begon zijn verhaalte vertellen. Of was het soms haar eigen verhaal?

Geneesheer in de alternatieve geneeskunde

Hij was een tijdje lid geweest van een religieuze orde, maar zijn oversten hadden hem laten verstaan dat hun levenswijze niets voor hem was. Hij was te knap en te persoonlijk om zich zomaar te kunnen onderwerpen aan een nogal formele levensstijl.

Ondertussen had hij zijn vrouw leren kennen. Zij kwam dikwijls naar de abdij waar hij leefde. Zij had zich voorgenomen enkel te trouwen met een priester of een religieus die voor haar zou ‘uittreden’. Zo waren ze dan getrouwd geraakt. Een mooi koppel. Heel bezorgd voor elkaar. Hij had zich verder opgewerkt als geneesheer in de alternatieve geneeskunde – van de klassieke moest hij het niet hebben – en had daarnaast nog van alles ondernomen. Maar nu was hem plots iets overkomen. Ze wist niet precies wat, maar “dat is mijn man niet meer”, zei ze. “Het is duidelijk iemand anders geworden. Een vreemde geest moet zich van hem hebben meester gemaakt, een boze geest, die zijn eigen goede geest verdreven had.”

En toen ging zij over tot het inkleden van haar verhaal. Voordat zij in hun huidige woning waren ingetrokken, woonden daar andere mensen. De man had zich op de zolder opgehangen. Als het waaide, vloog het venster van die zolder altijd open. Dit had duidelijk te maken met de geest van die man, die nog niet tot bedaren was gekomen en die een plaats zocht waar hij tot rust kon komen. Kort daarvoor hadden ze ook werken uitgevoerd in hun tuin. Ze waren daarbij op een plek gestoten waar twee kleine kinderen begraven lagen. Heel eigenaardig. Toen begrepen ze plots waarom er, rond die plek, altijd een zwarte kat rondzwierf. Het was dus heel duidelijk dat dit alles te maken had met wat haar man nu plots was overkomen; duidelijk ook dat haar man geëxorciseerd moest worden, verlost van die kwade geesten die zich van hem hadden meester gemaakt.

Een prachtige biecht, oprecht, nederig en kwetsbaar.

Terwijl zijn vrouw dat alles vertelde, bleef de man zwijgen. Hij onderbrak haar enkel nu en dan om zich naar mij toe te keren en kort te vragen: “Kunt u iets doen voor mij?” Ik antwoordde dan telkens: “Ik weet het niet, maar God kan iets doen voor u. Als u maar gelooft.” Ondertussen dacht ik bij mezelf: die man moet zoiets als een kleine hersentrombose gehad hebben. Ik vroeg of zij al een dokter geraadpleegd hadden, maar dat was beroep doen op de traditionele geneeskunde, waar haar man en ook zijzelf duidelijk niets moesten van hebben.

De vrouw ging dus maar door met praten en vertellen over haar manier van de situatie te bekijken, tot ik er op het einde helemaal genoeg van kreeg en haar vroeg of ik toch ook even met haar man mocht spreken. Zij leek het te begrijpen en trok zich terug.

Ondertussen was haar man gaan liggen. Ik trok mijn stoel tot dicht bij hem en zei: “Nu zijn we een beetje onder elkaar. Vertel eens hoe het zit met u.” Zijn antwoord klinkt me nog in de oren: “Ik ga gebukt onder een zware spirituele  last.” Ik zei: “Vertel maar wat er zo op u weegt. Jezus heeft ons juist uitgenodigd om naar Hem toe te gaan, als wij onder lasten gebukt gaan”. Heel rustig begon hij toen die stukken of aspecten van zijn leven op te halen die zo op hem wogen, en waar hij spijt over had. Zijn verhaal werd een prachtige biecht, oprecht, nederig en kwetsbaar.

We hebben samen gebeden om de barmhartigheid van onze God over zijn leven, en om kracht om te dragen wat hem nu overkomen was. Gevraagd dat hij “verlost mocht worden van het kwaad” – die mooie woorden uit het ‘Onze Vader’ –, hoe dit zich ook voordeed. Samen gebeden ook om Gods zegen.

Wie was hier eigenlijk bezeten?

En de man was zo gelukkig en zo rustig, en ik ook. En God heel zeker ook – Hij die gelukkiger is om één iemand die zich bekeert tot Hem, dan om negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben.

Heel duidelijk blijkt hierdoor hoe de zaken zaten. Het is de vrouw, de onmiddellijke omgeving van iemand, die bezeten was van een boze geest, tenminste in haar denken, en die verlost moest worden van die bezetenheid; niet de man. Niettemin was hij, door zijn fysieke en psychische verzwakking, bereid of leende zich ertoe het spel mee te spelen; de opgedrongen rol op zich te nemen.

Om die reden blijft mijn eerste en voornaamste bezorgdheid steeds: ‘het exorcisme exorciseren’. De duivel zoveel mogelijk weghalen of weglaten uit al wat ik te horen en te zien krijg, als men mij vraagt om als exorcist op te treden.

De zoektocht naar oorzaken kan leiden naar duivelse machten

Inderdaad. Doorgaans zit het zo. Een mens maakt, heel zijn leven door, positieve en negatieve ervaringen mee. Normaal gesproken is er een zeker evenwicht tussen die twee. Van daaruit kan hij het leven aan. Niettemin lopen sommige mensen vast, om objectieve doch veelal ook om subjectieve redenen, in een overwicht aan negatieve ervaringen, of in een sterk negatieve situatie.

Vanuit de socio-culturele en de godsdienstige context waarin zij leven, zoeken zij – en zoekt vooral hun naaste omgeving – naar een verklaring voor die situatie. Meestal een oorzakelijke verklaring. Het gaat daarbij om een uitwendige oorzaak waarop telkens op een eigen manier kan ingewerkt worden.

In een Afrikaanse context zal men bijvoorbeeld spreken van hekserij. Zo worden dikwijls onschuldige doch psychisch zwakkere kinderen door waarzeggers als heks aangeduid. Zij worden dan door heel hun omgeving in die rol geduwd en spelen die dan ook, tot ze er zelf aan ten onder gaan. In eerder kosmologische contexten zal men spreken van radiaties, aardstralingen, magnetische velden, waarboven of waaronder een huis gebouwd is, of het bed van iemand staat. In overgewaaide Afro-Amerikaanse contexten zal men het hebben over voodoo-fenomenen. In een joods-vroegchristelijke context daarentegen, waar men – heel belangrijk – een grotere autonomie toekent aan de geest dan wij dat gewoonlijk doen, zal men gemakkelijker het in de ban staan van boze geesten of van duivelse machten als oorzaak aanwijzen.

Exorcisme situeert zich voornamelijk binnen deze laatste socio-culturele context, waar dus ook de godsdienstbeleving deel van uitmaakt. Het bestaat er dus in rekening tehouden met het geheel van deze context. Dat wil zeggen: ook met de ontwikkeling van de medische wetenschappen en van de psychologie die de vorige eeuw gekend heeft, en dus met heel wat inzichten waarover Jezus niet beschikte. Ook Hij trad als mens op binnen zijn eigen socio-culturele context. Het bestaat er in wijs om te gaan met die aangebrachte verklaringen, en samen om Gods bevrijdende genade te bidden binnen deze meestal vrij complexe situaties.

Van zwarte katten naar wijwaterbesprenkelingen?

Hoe ga ik daar dan wijs mee om? En vooreerst wat wil ik zeker niet doen?

Een eerste aandachtspunt heeft te maken met de ‘materialisatie’ of ‘visualisatie’, zowel van het fenomeen van bezetenheid zelf als van de bevrijding ervan; het vertalen van een innerlijk gebeuren naar het concrete toe. Het gaat met andere woorden om de waarneembare symptomen van het fenomeen zelf en de ritualisering van de actie die er tegen ondernomen wordt.

Denk bij waarneembare symptomen die aangebracht worden aan zaken als: die zwarte kat, honden die zich zo of zo gedragen, vensters die open waaien, geklop op muren of vensters, stappen of stemmen die men hoort, objecten die van plaats veranderen, kaders die bewegen, noem maar op.

En bij de ritualisering of het waarneembaar maken van de tegenactie aan: het ostentatief gebruik van wijwaterbesprenkelingen, van kaarsen, wierook, van krachtig uitgesproken formules, enzovoorts. Kortom de manier van optreden die meestal in de boeken wordt aanbevolen en waarover men je ook altijd zoekt te interviewen. Sensatie.

Doch, wat gebeurt er precies bij deze manier van tewerk gaan?

Vooreerst wordt heel deze subjectieve en innerlijke toestand van zich niet goed voelen, niet in zijn vel, niet in den haak, maar ook allerlei vormen van tegenslag, vertaald, geïnterpreteerd, en voorgesteld in termen van vreemde, uitwendige meestal onzichtbare, mensoverschrijdende of transcendente machten die van iemand bezit hebben genomen: de bezetenheid. Dit, bij zoverre dat op de duur die bezetenheid zelf het kwaad wordt, waartegen dan andere vreemde, transcendente en uitwendige machten worden ingezet op een heel zichtbare en tastbare manier. Het gaat met andere woorden om machten waartegen sterkere machten worden ingezet; tegenmachten, allemaal krachten die ‘uit zichzelf’ moeten werken, zonder dat zij iets veranderen aan de inwendige ingesteldheid van het slachtoffer. Ze vragen enkel zijn geloof in hun automatische werking. Het zich laten overtuigen.

Dit is, naar mijn aanvoelen, een verkeerd perspectief omdat alles zich als het ware afspeelt buiten het subject. Deze is enkel het slagveld. Dikwijls werkt dat voor een tijdje, langs conditionering en autosuggestie om, maar wanneer die psychologische conditionering of manipulatie uitgewerkt is, krijgen die negatieve machten weer de bovenhand en moet men beroep gaan doen op sterkere tegenmachten.

Zo komen er dikwijls mensen bij mij, die reeds langs allerlei andere mensen gepasseerd zijn door wie ze werden uitgebuit, en waarvan zij zeggen: “Hun middelen werken niet meer”. Daarom weiger ik, heel expliciet, om met gelijksoortige gematerialiseerde tegenmachten te werken.

Passen voor de kortetermijnoplossing

De verdere aandachtspunten haken in dat eerste en in elkaar in. Het tweede is dat men, met deze geritualiseerde praktijken, ageert op symptomen; op de uitwendige verschijningsvormen van het kwaad, en enkel langs psychische conditionering op het subject zelf. De eigen persoonlijke en innerlijke houding van het subject wordt om zo te zeggen niet aangesproken. Daartegenover staat de houding van Jezus die, toen hij iemand genezen had, steeds liet horen : “Uw geloof heeft u gered” – uw innerlijke houding komt op de allereerste plaats.

Het derde is dat men, door op die manier op te treden, in kortsluiting werkt. Iemand zit met een negatieve zelfervaring, voelt zich niet goed, en gaat op zoek naar een onmiddellijke oorzaak, waar men dan ook onmiddellijk op kan inwerken zodat die uitgeschakeld wordt. Al wat zich daar tussenin afspeelt, op medisch, op psychisch of spiritueel vlak, wordt gewoon over het hoofd gezien. Zodoende wordt de factor tijd  genegeerd. Een nood moet onmiddellijk gelenigd worden. Een diepgaand gesprek met de persoon die vastzit in een negatieve ervaring, lijkt overbodig. Ze roepen jou. Je gaat ernaar toe. Je pakt je spullen uit, je doet je ritueel en je bent terug weg. Ook dit kan enkel op korte termijn werken.

Hoewel de meeste mensen juist dit van mij verwachten, kan ik niet over mijn hart krijgen op die manier te werk te gaan. Op dat vlak zit dan ook mijn moeilijkste worsteling als ik dergelijke gevallen te behandelen krijg. Soms eindigt dat bijna op een breuk: “Zo kan ik je echt niet helpen.” Bijna, want ik tracht het nooit zover te laten komen.

Een simpel voorbeeld, uit een ander domein, van deze twee laatste kortsluitingen. Ik slaap de laatste tijd niet goed. Dus ik ga naar de dokter met de verwachting dat hij me slaappillen zal voorschrijven. Om zo vlug mogelijk uit de nood geholpen te worden, laat ik hem op het symptoom werken: niet slapen, op iets dat wellicht aan veel diepere, belangrijkere en meer diffuse redenen te wijten is. Neem ik deze laatste niet serieus voor ogen en maak ik dáár geen werk van, dan zullen die slaappillen na een tijdje ook niet meer werken. Ik geraak er aan verslaafd, en zal er telkens weer ‘straffere’ moeten nemen.

Hoe ga ik dan wel te werk, nu positief bekeken?

Vooreerst dit. Wanneer op mij beroep gedaan wordt voor een ‘exorcisme’, dan verlang ik dat de persoon om wie het gaat daar zelf om vraagt, zonder dat die vraag langs een tussenpersoon komt, tenzij het niet anders kan. Wanneer een man mij opbelt en zegt : “Het gaat niet meer met m’n vrouw. Zij is duidelijk van de duivel bezeten. Kun jij haar eens komen belezen”, dan ga ik daar niet op in. Meestal laat ik ook de persoon om wie het gaat naar mij toekomen, gewoon om die uit haar omgeving, en de inwerking ervan, weg te halen. Tenzij het niet anders kan.

Bij het eerste contact laat ik die persoon zo rustig mogelijk op verhaal komen en luister ik heel aandachtig, vanuit de vraag: wat is er hier allemaal aan de gang? En dat is soms heel wat! Onvermijdelijk speelt bij dat luisteren mijn persoonlijke zienswijze mee. Maar evenzeer speelt daarin mijn persoonlijke en innerlijke verhouding tot God mee. Wellicht moet ik daar iets over zeggen.

Ik ben namelijk overtuigd dat het morele kwaad een hoedanigheid is én een werkelijkheid die, onder de meest verscheiden verschijningsvormen, in deze wereld werkzaam is, ook al weet ik niet goed welk gelaat ik eraan moet geven. Dat er derhalve mensen zijn die er op een speciale manier het slachtoffer van zijn, passieve of ook actieve slachtoffers, en dit soms op een heel persoonlijke wijze, daar geloof ik in. En dat deze mensen daarbij vastzitten in dat kwaad, van welke aard die ook is. Soms heb ik wel de indruk dat psychische factoren daarin duidelijk overwegend zijn.

Wat er ook van zij en hoe het zich ook voordoet, ik voel dat ik hen moet helpen om eruit te geraken met de mogelijkheden die ik heb. Als ze naar mij toekomen, is het omdat hun geloof daar ook een plaats in heeft of in zoekt te krijgen. Dat maakt van mijn optreden een bescheiden deelname aan het werk van Christus Jezus. Ik geloof, en reken er ook op, dat Hij en de Vader mij daarbij zullen helpen. Voor de rest verwijs ik hen naar een psycholoog.

Sla in de eerste plaats een haak in jezelf, niet in God

Altijd moet ik dus én deze mensen én hun leed ernstig nemen, en zij moeten dat ook voelen. Zij mogen niet voelen dat de reserves, die ik soms voel opkomen wanneer ik naar hun verhaal luister, naar hun ‘uitleg’, mij doen twijfelen aan henzelf als volwaardige mensen, hoe sukkelachtig ook, en aan het feit dat zij werkelijk afzien, en zich als slachtoffer ervaren.

Anderzijds, waarvoor ik op mijn hoede moet zijn, voorzichtig kritisch, en tegelijk heel aandachtig, is de manier waarop de mensen datgene waar ze onder lijden, inkleden en voorstellen, het systeem van ‘voorstellingen’ die zij hebben overgenomen en als stelling gebruiken om hun verhaal op te bouwen. Welk hun verhaal ook moge zijn, met alles wat zij daarin doen tussenkomen, om jou de juistheid ervan te bewijzen, en meer nog om zichzelf van de juistheid ervan te overtuigen, de juistheid van de interpretatie van wat zij beleven, en welke je eigen twijfels en weerstanden mogen zijn tegenover hun manier van dit alles te interpreteren en aan te brengen, zolang zij jou hun verhaal vertellen, moet je hen krediet schenken. Zo niet dan blokkeren ze en is de zaak verloren. Ik heb me dan van hen afgesneden en kan hen niet meer verder helpen.

Trouwens heel dikwijls, zeker bij minder gelovige mensen, vind ik in hun eigen verhaal, een verhaal waarvoor zij ver uiteen liggende zaken soms heel kunstig bij elkaar hebben gehaald, om het jou als een goed samenhangend geheel voor te stellen, de hoekstenen om een antwoord op te bouwen voor de schijnbare uitzichtloze situatie waarin ze vastzitten.

Een voorbeeld. Mensen die zich het slachtoffer wanen van kwade machten impliceren dikwijls in hun verhaal andere mensen, jaloerse familieleden, na-ijverige collega’s, als activeerders van die machten. Deze doen dan aan zogenaamde ‘zwarte magie’. En plots hoor je het ‘slachtoffer’ dan zeggen: “Maar ze zullen mij niet liggen hebben!”

Wanneer ze hun verhaal beëindigd hebben, grijp ik naar die uitspraak terug. Dat is immers uiterst belangrijk, dat stukje zelfzekerheid dat zij bewaard hebben, die innerlijke weerstand die als een flikkerlichtje in henzelf is blijven branden, dat stukje zelfvertrouwen dat nog aanwezig is. Daar moeten ze op de eerste plaats hun eigen haak in slaan. In zichzelf. Niet in God, of in wat ook dat buiten hen ligt. Een bergbeklimmer begint met zich aan zichzelf goed vast te maken. Pas dan zal hij de haak aan het ander einde van zijn touw, aan iets anders vastmaken of door iemand anders laten vastmaken. Dat kan dan God zijn.

Dat ‘kan’. Inderdaad wanneer de mensen hun verhaal uiteenzetten, heb je vrij vlug door hoe het staat met hun verhouding tot God; of zij echt gelovig zijn, en in verbondenheid leven met God, of niet. Meestal vraag ik daar ook naar, en merk ik daarbij op dat, als zij op mij beroep doen als priester, dit erop wijst dat zij hun probleem toch ergens op geloofsvlak zoeken te brengen.

Eenheid met Christus, die het kwaad overwon

Zoeken zij werkelijk in verbondenheid te leven met God, dan is het antwoord op hun vraag om hulp vrij eenvoudig. Het kwaad bestaat, en er zijn veel mensen die eronder lijden. Doch Jezus heeft het kwaad overwonnen. Dit belet niet dat het kwaad ons kan raken, soms zelfs sterk of heel pijnlijk kan raken. Maar als wij in Christus leven, kan het nooit zo’n macht over ons krijgen dat het ons ook kapot kan krijgen. Ik nodig deze mensen dan ook uit om hun eenheid met Christus intenser te beleven, en stel hun daartoe enkele middelen voor.

Ik bid dan ook altijd met hen en ook over hen, gewoonlijk met handoplegging, en begin daarbij steeds met het ‘Onze Vader’. Daar verwijs ik trouwens altijd naar, zeker als ze mij om een sterke of een efficiënte formule vragen, en dat omwille van de woorden: “verlos ons van het kwade”. Het zijn de woorden die Jezus zelf ons daarvoor heeft aangereikt.

Is daarentegen die geloofsdimensie om zo te zeggen niet aanwezig, en staan de mensen met wie  ik te doen heb daar blijkbaar ook niet echt voor open, dan kan ik hen enkel helpen om in en uit zichzelf de kracht te halen om weerstand te bieden aan het kwaad waar zij zich het slachtoffer van voelen. Of, wanneer zij in de slachtofferrol zoeken te kruipen, wat ook heel dikwijls gebeurt en heel menselijk is, dan zoek ik hen te helpen om daar niet puur passief in te staan, om ze terug in contact te brengen met zichzelf, met hun eigen innerlijke stroom, zodat zij zich niet laten meesleuren en kapot maken door het kwaad. En dat doe ik precies, zoals ik daarnet zei, vanuit een of andere uitspraak, die ik opgevangen heb, of soms heb geprovoceerd, terwijl zij aan het vertellen waren. Niettemin spreek ik op het einde bijna altijd een gebed en een zegen over hen uit.

Ik heb nu en dan bijna onbeschrijfelijke situaties meegemaakt. Mensen die zich huilend op de grond rollen, mensen die zitten te kwijlen terwijl ze van alles uitkramen. Gelukkig wordt mij gegeven daar heel rustig bij te blijven. Doch dan komt wel heel scherp de vraag op: wat is er hier precies aan de gang ? Is dat nu echte bezetenheid? Een bezetenheidscrisis? Of is dat gewoon een psychische crisis? Is dat soms een onbewuste enscenering van een crisis, die mij moet overtuigen dat wat ze mij vertellen over hun bezeten-zijn echt is? Een vorm van ‘in de rol kruipen’? Ik kan daar niet op antwoorden. Maar wanneer zich zoiets voordoet dan bid ik stil in mezelf tot God, vragend dat hij die persoon zou vrijmaken. Na een tijdje wordt die persoon inderdaad weer rustig, en kan ik er verder mee spreken. Doch na zoiets te hebben meegemaakt moet ik wel even de tuin in om een beetje frisse lucht in te ademen.

Duiveluitdrijvingen in het evangelie

Vroeger had ik het moeilijk met al die duiveluitdrijvingen die in het evangelie aan Jezus worden toegeschreven, en waar mensen ook naar verwijzen wanneer zij om een ‘exorcisme’ vragen. Tot ik plots ging begrijpen dat Hij enkel maar, binnen de culturele en godsdienstige context van zijn tijd, de mensen zocht vrij te maken van al die vreemde krachten, die vreemde invloeden, die zich van hen zoeken meester te maken, en hen aldus ‘ontmenselijken’. Tot ik begreep dat zijn diepste bezorgdheid was: de mens terug aan zichzelf te schenken, in eigen handen, zoals de Vader dat voor Hem gedaan had (cf. Mc 5:1-20 en Jo 13:3).

Die vreemde invloeden, die de mens van buitenaf inpalmen en conditioneren, die soms zo negatief op ons samenleven als mensen inwerken, die zijn vandaag, lijkt me, sterker dan ooit. Ik hoef daar geen voorbeelden van te geven. En die bezorgdheid van Jezus om, in naam van de Vader, de mens terug aan zichzelf te schenken, zodat het mooie dat God in elk mensenhart gezaaid heeft, zijn beeld, tot volle bloei kan komen, daar werk ik graag aan mee.

Dit artikel verscheen eerder in Ministrando, tijdschrift van het bisdom Brugge.

Wauthier de Mahieu sj. is cultureel antropoloog van opleiding, is sinds vele jaren de officieel aangestelde exorcist van het bisdom Brugge.

Bekijk alle nieuwsberichten

Deel