Algemeen

 

Lees verder
Petrus Canisius

 

Leven jezuïeten van hun geschiedenis?

De gemiddelde jezuïet onderscheidt zich niet van de gemiddelde mens. Hij onthoudt maar een paar jaartallen, geholpen door jubilea die eens in de vijftig of honderd jaar terugkomen om hem te herinneren aan het grote dat verricht is in de tijd. 1540: stichting van de Orde, 1773: opheffing van de Orde door paus Clemens XIV. 1814: heroprichting van de Orde door paus Pius VII

En dan komen ook die andere momenten bovendrijven, pijnlijke herinneringen, zoals die twee keer in één eeuw dat de jezuïeten (bijna) onder curatele werden gesteld door de Paus, in 1914 en in 1980, toen er – al dan niet terecht – twijfel was over hun gehoorzaamheid. Pijnlijk, juist omdat ze zo belangrijk voor hen zijn, de Paus en de gehoorzaamheid. En als de Paus hen niet óók zo belangrijk had gevonden, was het nooit zover gekomen. De liefde komt van twee kanten.

De grote kerkleraar Petrus Canisius

Leven jezuïeten van hun geschiedenis? Een enkeling schrijft er boeken over en velen lezen die en geven ze aan anderen. Maar aan tafel of in de huiskamer wordt het liefst verteld over de eigen, persoonlijke geschiedenis, tien, twintig, dertig, veertig, vijftig, zestig jaar geleden. Het noviciaat, de colleges, kerken en pastorieën, een buitenlands verblijf. Anekdotes over paters van toen, vaak humoristisch, een enkele keer stichtend. Want ontroerende verhalen bewaren jezuïeten liever in hun hart, samen met hun liefde voor bepaalde heiligen van de Orde, of het nu de stichter Ignatius is, Jan Berchmans van Diest of de grote kerkleraar Petrus Canisius uit Nijmegen. Maar ook van hun onthoudt de gemiddelde jezuïet slechts enkele feiten. Hij heeft hen immers al in zijn hart gesloten. Een enkel feit inspireert, maar teveel feiten worden snel een last en van lasten houden jezuïeten in elk geval niet.

Naar het hart zoeken

Jezuïeten leven van hun geschiedenis, maar de beroepskrachten daargelaten leven zij niet vóór hun geschiedenis. Ze weten het wel: de grote wetenschappers, de beroemde theologen, de baanbrekende missies in China en Zuid-Amerika, maar ze gaan eraan voorbij, zoals de grote heiligen veel schreven over hun reizen, maar zelden of nooit wat ze onderweg hadden gezien. En als ze een woordenboek maken van een vreemde taal of lokale kunstvormen verwerken in hun kerken, dan is dat om verder te reiken dan de jaartallen en feiten. Een jezuïet zoekt naar het hart, om daarmee in gesprek te raken. Maar de geschiedenis van die gesprekken laat zich nauwelijks schrijven en moet misschien ook niet geschreven worden. Het grote dat verricht wordt in een geestelijk gesprek, in een preek, in een daad van naastenliefde: wie zal het ooit volkomen weten, hier en nu? Laat dus maar zitten, de memorietafels en portrettengalerijen. De gemiddelde jezuïet kijkt liever om zich heen en naar de toekomst, naar de zielen en het Rijk van God. Alleen zo kunnen zij geschiedenis maken.

Marc Lindeijer sj