Piet van Breemen sj

Geestelijk begeleider
1927 – 2021

Piet van Breemen sj

'Je door God laten beminnen, daar maak ik nogal propaganda voor'

‘Je door God laten beminnen, daar maak ik nogal propaganda voor’

Piet van Breemen begeleidde bijna duizend retraitanten in retraites van dertig dagen. Hij schreef verschillende internationale bestsellers over spiritualiteit. De les van zijn leven: ‘Ook als het tegenzit moet je trouw blijven.’

‘Het wordt steeds stiller.’ Piet van Breemen (1927) blikt terug op een rijk leven, als dankbaar mens. Wanneer hij spreekt over zijn gebedsleven, zegt hij dat er steeds minder woorden en minder beelden zijn. Geconcentreerd tuit hij zijn lippen. ‘Het is een uitpuren. Ik heb al aan een paar woorden genoeg. Die proef ik zoals je een heerlijk gebakje proeft. Ik haal het onderste uit de kan.’

Van Breemen is jezuïet, hij trad in 1945 in de sociëteit van Jezus. Hij heeft nooit spijt gehad van deze reis met Jezus. De stilte waarover hij spreekt is een vrucht van dat intensieve, geestelijke optrekken. Als hij spreekt over wie hij is, kan hij leunen op een leven waarin hij talloze malen de aanwezigheid van God ervoer. Dat heeft hem gevormd. ‘Het zijn momenten van troost. Achteraf zie je: daar ben ik heel dicht bij God geweest. Daar was het raak.’

Een groot deel van zijn leven bracht Van Breemen door in retraitehuizen, in kamers een-op-een met retraitanten. Die kwamen voor een lange week stilte, ze kwamen voor dertig dagen. Hij begeleidde ze door de Geestelijke Oefeningen van Ignatius. ‘Dat is altijd mijn hobby geweest’, zegt hij erover. ‘Soms zag ik dat er iets moois was gebeurd. Een retraitant die in een moeilijke situatie ineens een opening zag, iemand die zich gedragen voelde en zich nabij wist door God. Dikwijls heb ik ook meegemaakt dat het roer drastisch werd omgooide doordat ze inzagen dat ze op een doodlopend pad waren.’

Zo kom je Gods wil op het spoor

Van Breemen oogt tevreden, hij wikt zijn woorden gedecideerd. Zo af en toe overvalt hem een vreugde als hij vertelt over zijn leven; een trilling in zijn stem als hij spreekt over zijn vader, zijn beste vriend die betrekkelijk vroeg stierf. ‘Waar het elke dag weer om gaat, is de wil van God leren kennen.’ Of, zoals Ignatius van Loyola zegt: “Jezus beter leren kennen, hem meer leren liefhebben en hem eerlijker leren navolgen”. Dat heeft Van Breemen een leven lang geprobeerd en daarmee is hij nog bezig.

De wil van God leren kennen… dat is makkelijk gezegd. Hij weet het. ‘Die krijg je niet op een briefje.’ En toch, wie de wil van God kent, kan een gelukkig mens worden. ‘De diepste wil van God vind je in je eigen ervaringen. Je ziet hem bijvoorbeeld als je terugblikt op de afgelopen dag. Waar ervoer je troost? Waar ervoer je harmonie; waar was je thuis, geborgen en vol vertrouwen? Op die momenten viel je samen met de wil van God.’

Die momenten op het spoor komen, vergt een zekere sensibiliteit. Een gevoeligheid, getuigt Van Breemen, die door oefening sterker wordt met de jaren. Maar zijn levensverhaal laat nog iets zien over de wil van God. Soms moet een mens een beetje gesteund worden door het toeval. Hoewel, hij zag later wel in dat het géén toeval was. Van Breemen doelt op zijn keuze om jezuïet te worden.

Als de roeping een gestalte krijgt

Daarvoor keert hij terug naar de hongerwinter. Hij was zeventien en woonde in Hilversum, als onderduiker in eigen huis. De bezetter kon mannen van zijn leeftijd maar al te goed gebruiken. Het is een wonder dat hij nooit gevonden is. Op een dag zocht een SS-er gericht naar hem. Hij doorliep het huis waar hij verborgen zat twee keer van kelder tot zolder, maar vond hem niet. Dat dankt hij aan zijn vader. Die had een loze ruimte opgemerkt boven de etalage van zijn sigarenwinkel. Van Breemen kon er in een paar tellen in komen en daar blijven liggen. Heel wat uurtjes bracht hij er door. ‘Daar groeide mijn roeping.’

Ja, dat idee priester te willen worden had hij al eerder bij zichzelf opgemerkt. Snel duwde hij dat dan weg. Tot in de hongerwinter. Het was tweede kerstdag, Van Breemen had de gok gewaagd en was samen met een goede vriend gaan wandelen. Vanuit het niets zei die jongen: ik wil franciscaan woorden. ‘En toen kwam het ineens heel dichtbij.’

Hij had de tijd, kon toch geen kant op en begon uit de Bijbel te lezen: Handelingen der Apostelen, de evangeliën. God is de beslissende persoon, merkte hij al snel. Voor Jezus betekent de Vader alles. Van Breemen trok zijn eigen conclusies: ‘Dan is God ook het belangrijkste in mijn leven. En als dat zo is, dan wil ik mijn hele leven op die kaart zetten. Dan moet hij over mijn leven kunnen beschikken.’

Maar. Franciscaan, dominicaan, benedictijn, jezuïet… Van Breemen lag in die loze ruimte boven de etalage en bladerde door een soort Pius Almanak. De verschillende ordes stelden zich voor. Twee sprongen eruit: dominicanen en jezuïeten. Toen hij dat kenbaar maakte aan de plaatselijke pastoor zei die: ‘Kies dan de jezuïeten.’

En dat was dat. Moeder vond het prachtig, vader zei: ‘Je kunt ook nog wel iets anders worden’. Aan die woorden hechtte Van Breemen veel waarde. Zijn reumatische vader runde vanuit zijn rolstoel een sigarenwinkel aan huis. ‘Door zijn ziekte was hij er altijd. Zo is hij mijn beste vriend geworden. Zijn ziekte werd voor mij een genade.’ Een half jaar na zijn intrede kwam zijn vader langs op het noviciaat – een moeilijke reis voor iemand die invalide is. Om te kijken of zijn zoon wel gelukkig was. ‘Ik kon altijd terugkomen, zei hij toen. Maar ik zat op mijn plek. En toen was het ook goed.’

Bewonder de diversiteit

Jezuïet worden, op een radicale manier Christus volgen, dat is de rode draad in het leven van Van Breemen. ‘Ik zie Jezus als de Zoon van God, de meest inspirerende mens van de geschiedenis. Ik wil leven met zijn mentaliteit.’ Dat is dan ook wat hij dagelijks probeert te achterhalen in zijn meditaties. ‘Wat is de weg van Jezus? Wat zou hij doen in deze omstandigheden? Dat is niet zo gemakkelijk, maar dat is wel het principe.’

Als jezuïet kwam Van Breemen tot bloei. Dat vindt hij ook het mooie aan de sociëteit, dat de menselijke talenten worden uitgebuit voor de zaak van Christus. ‘Als jezuïet krijgen je talenten alle kansen. Ben je goed in een bepaald vak, ga je gang. Bij ons zitten allerlei types en specialisten. Ik bewonder hoe dat samengaat.’

Dat zegt hij nu wel, maar hij kan dat vooral zeggen doordat hij de gang van zijn leven inmiddels kent. Want tijdens zijn jezuïeten-opleiding, zeiden ze tegen hem: ga maar fysica studeren, daar ben je goed in. De jezuïeten hadden destijds verschillende middelbare scholen en dus altijd docenten nodig. ‘Ze vroegen niet: wil je dat wel, heb je daar zin in? Tegenwoordig zou dat nooit meer zo gaan. Toch heb ik het gedaan, ook al had ik er niet veel zin in.’ Hij haalde in snel tempo zijn doctoraal en studeerde toen nog een jaar kernfysica in Amerika.

Docent is hij nauwelijks geworden. ‘Toen ik eenmaal klaar was, hadden ze mij nodig in het noviciaat. Ik ben veertien jaar novicemeester geweest.’ In het begin had hij meer dan dertig novicen, tegen het einde waren dat er nog maar een handje vol. ‘En ook die dertig waren er al minder dan vroeger. In mijn eigen noviciaat waren we met meer dan zestig.’

De jezuïeten stootten door die krimp hun scholen af. De focus verplaatste zich naar andere terreinen. En zo viel het voor Van Breemen allemaal op z’n plek. ‘Zodra ik even vrij had, ging ik retraites begeleiden. Al tijdens mijn eigen noviciaat heb ik gedacht: dat moet het mooiste werk zijn dat er is, omdat je dan in de binnenkant van mensen komt.’

De wonderlijke totstandkoming van een debuut

Uiteindelijk kreeg hij de vrije hand en mocht hij naar Amerika om retraites te begeleiden. Hij werd populair, de retraitanten legden zijn conferenties vast op bandjes. Dat ontdekte hij toen er een uitnodiging uit Curacao kwam. ‘Ze zeiden: we hebben al een keer een retraite van u gehad en dat zouden we graag nog eens meemaken. Maar ik was nooit in Curacao was geweest. Nee, zeiden ze, maar via bandjes.’ Hij had er de pest in, want de dingen op die bandjes had hij in een specifieke situatie gezegd. ‘Toen dacht ik: dan doe ik het liever zelf. Dat is mijn eerste boek geworden: Als brood dat wordt gebroken. Ik schreef in het Engels, want dan had ik een groter taalgebied.’

Vanaf dat moment kreeg Van Breemen uit alle windstreken uitnodigingen om retraites te begeleiden. Het boek werd in twintig talen vertaald. Hij kwam in Japan, Indonesië, Singapore, India, verschillende Afrikaanse landen. Het geheim van zijn boeken? ‘Als je het niet weet, heb je niet door dat ze geënt zijn op de ignatiaanse spiritualiteit. In noem de boeken schriftmeditaties.’

Dat heeft te maken met een wijze les die hij aan het begin van zijn carrière als geestelijke begeleider leerde. Hij was onderweg naar zijn eerste retraite voor priesters, ruim zestig man. In de auto vroeg een medebroeder of dat zijn eerste priesterretraite was. ‘Goed’, zei hij. ‘Roep dan ieder ogenblik Ignatius aan in je hart, maar zorg dat zijn naam nooit over je lippen komt. De meeste priesters hadden hun buik vol van de heilige vader Ignatius met zijn ‘twee standaarden’ en ‘principe en fundament’. Het jargon van de Geestelijke Oefeningen lag hen totaal niet.’

Aan dat advies heeft hij zijn leven lang vastgehouden. Hij zou de Geestelijke Oefeningen alleen nog geven, geïllustreerd vanuit de Bijbel. ‘Ze moesten voor iedere christen toegankelijk zijn.’

Wat Ignatius wil is eigenlijk mystiek

En dan beginnen zijn oude ogen weer te fonkelen, want de honderden retraites die hij begeleidde vormen het beste deel van zijn leven. ‘Ignatius zegt het mooi: “Wie de oefeningen geeft… moet de Schepper in direct contact met zijn schepsel laten verkeren en het schepsel met zijn Schepper en Heer.” De begeleider is waarnemer. Ik grijp niet in. Ik ga alleen maar mee en zeg af en toe: moet je daar niet op letten, zou dat niet goed zijn? Wat Ignatius wil is eigenlijk mystiek. En ik geloof dat het vaak lukt in retraites, dat mensen in zuiver contact met God treden.’

Wat hij in iedere retraite zag, bij iedere retraitant, is dat er in een leven met God momenten van grote troost maar ook van troosteloosheid zijn. Hij bedoelt: soms is er intense vreugde, soms is het stil en leeg en lijkt het doods – alsof God er helemaal niet is. ‘In de retraites bidden retraitanten vier keer per dag een uur met een schrifttekst. Soms is dat heel mooi, soms gebeurt er niets. Een uur lang blijft het leeg. Dat duurt eindeloos lang. Het belangrijkste advies dat ik dan kan geven is: blijf trouw. Verander er niets aan.’

Want een relatie met God is maakbaar noch manipuleerbaar. Maar dat niet alleen, die perioden van troosteloosheid – dagen, weken, maanden, soms zelfs jaren – hebben een waarde. ‘Je kunt ze niet overslaan. Je hebt trouwens ook niets over te slaan. Ik denk dat die lege perioden het zoeken naar God zuiveren. Als ik altijd maar troost vind, kan ik egoïstisch worden.’

‘Je hebt trouwens ook niets over te slaan’, zegt Van Breemen. Hij bedoelt ermee dat je moet ontvangen wat komt, dat het initiatief niet bij de mens ligt. ‘Je moet je greep op God loslaten.’ Hij geeft een voorbeeld. ‘Tijdens mijn eerste dertigdaagse als begeleider maakte ik een jonge man mee die alsmaar troost ervoer. Naïef als ik was dacht ik: die heeft geluk. Tot de troost twee dagen voor het einde in elkaar zakte. Ik kreeg hem door. Hij had die troost zelf gemaakt. Hij had zich opgepept en toen was de energie op en viel hij in een gat.’

Liefdevol naar je laten kijken

Loslaten. Daarom zijn de gebeden van Van Breemen alsmaar stiller geworden. God mag zijn gebed vullen. Soms zijn er helemaal geen woorden. ‘Ik probeer mezelf te openen voor God. Als er één ding meer en meer in mij is geworteld de afgelopen jaren, dan wel dat God liefde is. Wij mensen leven met grenzen, bij God is de liefde nooit op. Dat leren geloven, dat is voor mij de belangrijkste opgave van het geestelijke leven.’

Van Breemen bidt twee maal daags het gewetensonderzoek; een terugblik op de ochtend of de middag om Gods aanwezigheid op het spoor te komen (klik hier voor verschillende podcasts met gewetensonderzoek, ook wel levensgebed genoemd). Daarnaast bidt hij driekwartier zijn brevier en mediteert hij een uur. De stilte waarover hij sprak, slaat op dit laatste gebed. ‘Ignatius geeft aanwijzingen om een gebedsuur gestalte te geven. Begin met bedenken hoe God mij aanschouwt. Hij kijkt liefdevol naar je. Het eerste wat je tijdens een gebed doet, is je door God laten beminnen. Daar maak ik nogal propaganda voor in de retraites. En als dat beminnen een uur duurt, wens ik je proficiat. Dat is een uur goed besteed.’

Het geheim van vruchtbaarheid

Hoe hij dat zelf doet? Hij staat op uit zijn stoel en loopt naar de hoek van zijn woonkamer. Boven zijn computer hangt de icoon van Andrej Roebljov: de heilige Drievuldigheid. ‘Er is nog een plaatsje vrij voor het altaar. Dat is mijn plek. Ik zie de liefde als een kringloop van de Vader via de Zoon door de Geest terug naar de Vader. Ik ben daarin opgenomen. Met dat beeld kan ik mediteren. Ik laat het gebeuren. Ik voel me bemind en ik geloof dat dat waar is.’

Van Breemen heeft in het laatste seizoen van zijn leven niet veel woorden meer nodig om boeken mee te vullen. Als hij nu leven met Jezus moet omschrijven, zegt hij: ‘Dat is mij door Hem laten beminnen. De rest komt vanzelf als ik mij daarvoor openstel en ik daar dieper in doordring. Dat is wat mij betreft gebed. Ik besteed daar vrij veel tijd aan. Had ik dat wat minder moeten doen in mijn leven? Zodat ik meer tijd voor andere dingen had. Toch niet, die tijd is goed besteed. Ik denk dat mijn gebedsleven het geheim is van mijn vruchtbaarheid. Daar was het natuurlijk niet om te doen, het gebed is vrij. Maar wie bidt, komt op een dieper niveau terecht. En zo ook de dingen die hij doet.’

God ervaren in je leven, dat gaat door tot je laatste dag. Van Breemen ontdekte dat ouder worden een spirituele weg is. Daarover schreef hij één van zijn boeken. Een serie podcasts over dit thema van zijn hand is te beluisteren op www.biddenonderweg.org/ouderworden

Interview door Rick Timmermans

Infomomenten Geestelijke Oefeningen 2020-2021 3

Bekijk alle portretten

Deel