Op 13 oktober legde de Vlaamse jezuïet Pascal Calu in Parijs zijn eerste geloften af als student in de Sociëteit van Jezus. Hij komt met een stevige academische vorming achter de rug en hij heeft ook al heel wat leren kennen van de internationale kant van onze Orde.
Op 13 oktober legde de Vlaamse jezuïet Pascal Calu in Parijs zijn eerste geloften af als student in de Sociëteit van Jezus. Hij komt met een stevige academische vorming achter de rug en hij heeft ook al heel wat leren kennen van de internationale kant van onze Orde.
Pascal groeide op in Oostende, studeerde Germaanse letterkunde aan de KU Leuven in Kortrijk en in Leuven zelf, en rondde studie af met een proefschrift Nederlandse literatuur over een 17e-eeuwse rederijker. Toen zijn proefschrift in het laatste jaar was ging hij werken voor het Vicariaat Vlaams Brabant en Mechelen, op het CCV, Centrum voor Christelijke Vorming.
In die tijd gaf hij vorming christelijke spiritualiteit aan een overwegend ouder publiek. Om wat te doen te hebben naast het proefschrift vertaalde hij het boek van pater James Martin: Het jezuïetenantwoord op (bijna) alle vragen. Spiritualiteit voor het echte leven, een pil van 465 bladzijden, in 2016 uitgegeven bij Averbode. De zorgvuldige lezing van het boek heeft hem naar eigen zeggen heel wat gegeven voor zijn persoonlijke ontwikkeling.
Pascal leerde de jezuïeten kennen via het Magis-programma, bij de voorbereiding van de Wereldjongerendagen van 2011. In die tijd kende hij de jezuïeten alleen nog maar uit het onderzoek voor zijn proefschrift, dus gegevens uit de 17e eeuw. Via de Loyola voettocht en de Wereldjongerendagen in Brazilië van 2013 kwam hij terecht in een GCL-groep van studenten uit Leuven. Bij deze activiteiten waren telkens jezuïeten betrokken. We laten hem verder zelf aan het woord.
“Na mijn promotie wilde ik vrijwilligerswerk doen en dat bleek goed te kunnen via Inigo Frankrijk. Ik werd voor een jaar uitgezonden naar Uruguay. Daar was ik werkzaam als godsdienstleraar en als schoolpastor aan een college van de jezuïeten. Tegelijk was ik actief in de armste wijk van de stad, waar ik met anderen deur aan deur huisbezoek deed met het Evangelie in de hand. Een zeer ingrijpende ervaring. Ik kon het pastorale werk op het college verbinden met het werk voor de armen, door de leerlingen uit de middenklasse te begeleiden bij projecten zoals huizen bouwen met de armen. In dat jaar hadden we dagelijkse Eucharistie met de vrijwilligers, om de twee weken geestelijke begeleiding, en regelmatig uitwisseling over wat we meemaakten. Het is een jaar dat mij intens gevormd heeft, en aldus goed heeft voorbereid op het noviciaat.”
“De twee jaar noviciaat volgde ik in Birmingham, met novicen uit Nederland, Groot Brittannië en Ierland. Het eerste jaar was vrij pittig omdat de omstandigheden nogal eens wisselden: enkele medenovicen die vertrokken en drie verschillende novicemeesters in een jaar tijd… Het tweede jaar was dan meer introspectie. Ik was aangenaam verrast door de onderlinge openheid en broederlijkheid: helemaal niet die afstandelijkheid waar jezuïeten vroeger van beschuldigd werden. Ook is er volop openheid naar de wereld, niet om de wereld te beleren, maar om die te verstaan.”
“Natuurlijk besef ik dat de Sociëteit in Vlaanderen en Nederland sterk vergrijsd is. Maar in de bredere kerk om ons heen is dat niet anders. Al moet ik zeggen: ik heb in de paar maanden die ik op stage doorbracht in jezuïetenhuizen meer gehoord over ouderdomskwaaltjes dan in mijn hele leven daarvoor. Maar we zijn lid van een wereldwijde orde, je moet niet alleen kijken naar ons en onze buurlanden. Oudere medebroeders hier moeten afscheid nemen van wat hun levenswerk was, en zien het overgaan in andere handen. Voor jonge jezuïeten is er gelukkig ruimte om open te staan voor de nieuwe noden die op ons afkomen. De studie van de filosofie die ik nu begonnen ben in Parijs zal me helpen om te onderscheiden waar het op aan komt.”
Interview afgenomen door Jan Stuyt SJ
Bekijk alle nieuwsberichten