George Coyne sj

Astronoom

George Coyne sj

Astronoom

Astronoom

Als priester en astronoom beweegt George Coyne sj zich zowel in de wereld van het geloof als in die van de wetenschap. En dat het inderdaad twee werelden betreft, daar draait hij niet om heen: “Ik kan niet wetenschappelijk bewijzen of er wel of geen God is”.

Tegelijkertijd ziet de emeritus-directeur van het Vaticaanse Observatorium geen conflict tussen wetenschappelijke en religieuze kennis, al geeft hij toe dat de Kerk het daar niet altijd mee eens is geweest. Maar zelfs in het beroemde geval van de astronoom Galileo, waren er andere kwesties dan de wetenschap in het spel. Met name ging het over wie de Bijbel kon interpreteren. “Galileo heeft nooit een kans gekregen om te praten over zijn wetenschappelijk onderzoek,” zegt Coyne. “Galileo wist hoe de Schrift te interpreteren, maar hij deed dat privé.” Het Concilie van Trente had 70 jaar eerder, in reactie op de Reformatie, eigen interpretatie verboden.

Toch, zegt Coyne, wees Galileo ons de weg naar een gelukkiger relatie tussen geloof en wetenschap. “Galileo liep vier eeuwen vooruit op wat de kerk uiteindelijk zou zeggen over de interpretatie van de Schrift,” stelt Coyne. “Galileo zei dat de Schrift is geschreven om ons te leren hoe we naar de Hemel gaan, niet hoe het er aan de hemel aan toe gaat.”

Pater Coyne had onlangs een afspraak met het U.S. Catholic Magazine voor een vraag-en-antwoord sessie over katholicisme, wetenschap en menselijke ervaring.

V: Geeft u ons eens een paar verbazingwekkende feiten over het heelal die een katholiek begrip van het geloof kunnen verrijken.

A: Het universum wetenschappelijk begrijpen is een geweldige uitdaging voor zowel wetenschap als geloof. De wetenschappelijke feiten over het universum staan nu duidelijk vast. Ten eerste, het heelal is 13,7 miljard jaar oud. Een miljard is een één met negen nullen; dus dat is heel wat jaren. Ten tweede, het heelal omvat 10.000 miljard miljard sterren; dat is een één met 22 nullen erachter.

We kennen de leeftijd van het heelal door zijn reikwijdte: er zijn melkwegstelsels die zich steeds verder van ons af bewegen. Er is een zeer nauwe relatie tussen hun afstand van ons en hun snelheid. Namelijk, hoe verder een object van ons afstaat, des te sneller gaat het. Als je twee keer verder van mij af bent, ga je vier keer sneller. Als je vier keer verder van mij weg bent, dan ga je zestien keer zo snel van me vandaan. Dit geldt voor elk melkwegstelsel in het hele universum.

Als we de leeftijd van het heelal meten aan de hand van haar omvang, dan ontdekken we dat het universum 13,7 miljard jaar geleden begon uit te breiden, met een marge van 200 miljoen jaar naar boven en naar beneden. Dit op zich is al een geweldige constatering.

V: Maar hoe kunnen we al die sterren tellen?

A: Wanneer de Hubble telescoop een foto neemt van het meest afgelegen deel van het heelal dat we kunnen zien, dan toont deze ons het zogenaamde ‘Hubble Deep Field’. De foto laat ons miljoenen lichtpuntjes zien, en elk van die lichtpuntjes is een sterrenstelsel. Hubble zoemde in op een zeer klein deel van de hemel, namelijk een twintigste van de dikte van mijn wijsvinger wanneer ik mijn arm uitgestrekt houd. Dus je hebt een miljoen sterrenstelsels in dit kleine stukje van de hemel – wat als we de hele hemel zouden meten? Door vermenigvuldiging van dat alles kom je uit op 100 miljard sterrenstelsels, met elk gemiddeld 200 miljard sterren.

V: En wat is daar zo belangrijk aan?

A: Nu zijn we aangekomen bij de religieuze implicaties. Hoe zijn we in dit heelal gekomen? De klassieke vraag hierbij is: is dit bij toeval gebeurd, of was het noodzakelijk dat we er zouden komen?

Op de eerste plaats is dit een wetenschappelijke vraag. Was het toeval of noodzaak? We kennen de processen. Het antwoord, volgens de moderne wetenschap, is dat het allebei is: toeval en noodzaak in een vruchtbaar universum.

V: Wat bedoelt u met “een vruchtbaar universum”?

A: Een ster leeft, om het zo te zeggen, door een thermonucleaire oven in zijn kern, ontstaan door het imploderen van gas waardoor de temperatuur verhoogd wordt tot miljoenen graden. De oven zet waterstof om in helium. Als de ster voldoende massa heeft, zal deze opnieuw inklappen, en de temperatuur zal nog hoger worden en helium zal worden omgezet in koolstof, koolstof in stikstof, enzovoort. Een levende ster zet, afhankelijk van haar massa, lichtere elementen om in zwaardere elementen. Wanneer zij sterft, spuugt zij deze elementen het heelal in.

Wanneer een generatie sterren sterft, wordt een nieuwe generatie gevormd uit dat gas, dat niet langer alleen waterstof is, maar is verrijkt met helium, koolstof, silicium, stikstof en zelfs ijzer. Onze zon is een ster van de derde generatie. Als zij er niet zou zijn, dan zouden wij er niet zijn.

We hadden drie generaties sterren nodig om een ster te krijgen die de elementen kon leveren noodzakelijk voor het leven. Dat is wat ik bedoel met de vruchtbaarheid van het universum: door natuurkundige processen in het heelal bouwen we een voorraad scheikundige elementen op totdat we de elementen voor het leven hebben.

V: Hoe zit het met toeval en noodzaak?

A: Meer dan veertien miljard jaar zijn al die sterren bezig chemische elementen uit te gieten – stel je voor wat er is gebeurd.

Het universum heeft een bepaalde structuur en het heeft natuurwetten. Wanneer twee waterstofatomen elkaar tegenkomen moeten ze een waterstofmolecuul maken. Maar soms doen ze dit niet, omdat de temperatuur en druk niet juist zijn.

Dus zwerven ze door het universum en ontmoeten ze elkaar een triljoen keer. Er zijn miljarden waterstofatomen die dit doen. Het zou ons niet moeten verbazen dat wanneer, door toeval, twee atomen elkaar tegenkomen op een moment dat de condities wat betreft temperatuur en druk juist zijn, ze een waterstofmolecuul maken.

Dat is “toeval”, maar het is ook meer dan alleen toeval. De twee waterstofatomen moeten een waterstofmolecuul maken onder de juiste omstandigheden. We kunnen aannemen dat dit waarschijnlijk is. Rond een aantal sterren is dit meer waarschijnlijk omdat de temperatuur daar anders is; zo is het ook meer waarschijnlijk in sommige sterrenstelsels. Het is een combinatie van toeval en noodzaak, maar in een vruchtbaar universum zijn er vele mogelijkheden om dit te laten gebeuren.

Met al deze chemische elementen die in de loop van meer dan veertien miljard jaar beschikbaar gekomen zijn, werken toeval en noodzaak samen voor de opbouw van steeds complexere moleculen. Je krijgt eiwitten, aminozuren en suikers, DNA, levers, harten, en uiteindelijk het menselijk brein door middel van biologische evolutie.

V: En hoe past God in dat alles?

A: We kennen de wetenschappelijk processen die ons tot stand brachten. Maar een gelovige vraagt dan: “Heeft God dit gedaan, want het lijkt alsof er sprake is van een gestructureerde evolutie in de richting van een mens?”

Heeft God het gedaan? Wanneer ik spreek als wetenschapper is mijn antwoord: ik weet het niet. Er is geen manier waarop ik wetenschappelijk kan aantonen dat God het gedaan heeft. Ik kan me erover verbazen dat er deze beweging is naar steeds complexere, meer aangepaste organismen, inclusief de mens. Maar voor mij als wetenschapper is de mens een complex biologisch organisme en kan ik niet praten over het spirituele karakter van de mens.

Ik kan het wel aantonen, maar ik kan er niet over praten als wetenschapper net zo min als ik als wetenschapper kan spreken over God. Als ik dat probeer, dan ben ik geen wetenschap aan het beoefenen. Ik denk dat het heel belangrijk is om in de moderne maatschappij, zeker in het moderne Amerika, wat we weten uit de wetenschap niet te verwarren met wat we weten van filosofie, theologie, literatuur en muziek.

De menselijke cultuur is groot, en wetenschap is een belangrijk onderdeel van de menselijke cultuur. Maar het is niet alles.

Ik geloof dat God het universum creëerde, en omdat ik geloof dat God het universum geschapen heeft, denk ik dat ik als wetenschapper kan zeggen: “Ik weet hoe het heelal in elkaar steekt. Wat voor een God zou een universum als dit maken?”

V: En hoe beantwoordt u die vraag?

A: Naar mijn mening is het is een verbazende God. Toen Hij het heelal creëerde, heeft God geen wasmachine of auto gemaakt. God maakte iets dynamisch.

Schepping heeft een evolutionair aspect en ook toeval speelt hierin een rol. God maakte niet iets dat vooraf volledig bepaald was. We weten niet helemaal waar het heen gaat, zelfs niet wetenschappelijk. We kunnen niet alles voorspellen.

Is God almachtig? Is God alwetend zoals het mij geleerd werd? Zou God in staat zijn om bij het ontstaan van het universum te weten dat ik geboren zou worden?

Als wetenschapper zeg ik van niet, want God kan niet weten wat niet kenbaar is. Aangezien er toevalprocessen bij betrokken zijn, is het niet helemaal kenbaar volgens de wetenschap. Wordt God hierdoor beperkt? Maakt dat God minder groot? Ik denk het niet. Het verheerlijkt God juist: God wilde niet iets dat vooraf volledig bepaald was.

V: Het beeld van God dat u hier geeft, is anders dan dat wat je vaak hoort.

A: Wanneer we over God spreken, brabbelen we in feite. We doen ons best op grond van wat we weten. God is niet alleen een object waar we over praten en denken en tot wie we bidden. God is de bron van alles, van alle kennis. Maar ik benadruk dat onze kennis van God onze kennis van het heelal en van onszelf daarin dient te respecteren. Dat is een uitdaging, maar het is een gelukkig stemmende uitdaging.

Ik geloof dat God alwetend en almachtig is. Maar dan moet ik nadenken over wat ik zeg, en vraag mezelf: “Wat bedoel ik daar eigenlijk mee?” Ik bedoel zeker dat God de macht heeft, maar kan God alles doen wat Hij wil doen? Het lijkt me dat het heelal dat niet toelaat, maar dat is omdat God het universum wilde zoals het is.

V: Waarom willen sommige gelovigen wetenschappelijke kennis negeren of afwijzen?

A: Het is niet zozeer dat ze onwetend zijn vanuit het oogpunt van wat de wetenschap weet of onwetend vanuit het oogpunt van wat het geloof is. Ze willen de uitdaging niet aangaan om wetenschap en geloof samen te nemen. Maar er is geen conflict – ja, wél een uitdaging. Maar ik kan niet inzien hoe er ooit een conflict kan zijn tussen echt geloof en echte wetenschap.

V: Maar waarom lijkt het dan dat geloof en wetenschap op gespannen voet staan?

A: Door jullie! Journalisten! Ik maak hier een grapje, maar sommige journalisten lijken echt olie op het vuur te willen gooien.

Een probleem is dat er wetenschappers zijn die beweren dat ze de wetenschap beoefenen, terwijl ze God ofwel nadrukkelijk ten tonele voeren, ofwel juist stellig ontkennen. Ze stappen dan buiten de wetenschap.

Ik krijg problemen wanneer ik dit zeg, maar het atheïsme is in feite ook een geloof. Een atheïst kan niet bewijzen dat er geen God is. Documenten uit de hele menselijke geschiedenis geven echter aan dat er altijd mensen met een diepgeworteld geloof in God geweest zijn.

Sommige wetenschappers zullen zeggen dat we allemaal voor de gek gehouden worden, maar dat is niet redelijk. Wetenschap is een rationeel proces – je intelligentie gebruiken is proberen te begrijpen hoe het universum in elkaar steekt. Trouwens, ook filosofie, ook theologie zijn pogingen om te begrijpen.

Het geloof gaat verder dan de rede, maar het spreekt de rede niet tegen. Ik ben hier sterk van overtuigd, niet alleen in mijn eigen leven, maar ook met betrekking tot wat geloof inhoudt en wat de menselijke rede kan bereiken.

De meeste wetenschappers die ik ken, zijn atheïsten met een diep respect voor het geloof. Degenen die dat niet hebben, die begrijpen het niet. De evolutiebioloog Richard Dawkins, schrijver van The God Delusion, en de theoretisch fysicus Stephen Hawking, die A Brief History of Time  schreef, zijn beide eminente wetenschappers, maar ze begrijpen niet wat geloof is. Ik heb beiden ontmoet en ik heb hen dit ook gezegd. Ze hebben respect voor me, omdat ze beseffen dat ik een wetenschapper ben, zoals zij dat zijn.

V: Maar wat begrijpen zij dan niet?

A: Stephen Hawking’s opvatting van God is dat God iets is dat we nodig hebben om aspecten van het heelal te verklaren die we niet begrijpen. Ik zeg hem dan: “Stephen, het spijt me, maar God is een God van liefde. Hij is geen wezen dat ik optrommel om dingen uit te leggen die ik zelf niet kan verklaren.”

Tegen Richard Dawkins zei ik eens: “Richard, waarom trouwde je met de vrouw met wie je getrouwd bent? Omdat ze blauwe ogen heeft, haar teennagels rood verft, krullend haar heeft?” Wanneer je alle feiten van de menselijke ervaring bij elkaar zet – niet alleen religieuze ervaring – dan kun je het niet allemaal rationeel uitleggen. Ervaring bij mensen heeft een niet-rationele kant, maar dat maakt het nog niet irrationeel. Je bent niet gek – je kunt gek zijn in de liefde – maar alles wat dat betekent is dat je niet alles kunt verklaren.

V: Wanneer u bidt, maakt het dan verschil uit dat het universum 10.000 miljard miljard sterren heeft?

A: Absoluut. Wanneer ik bid tot God, dan is dat een totaal andere God dan tot wie ik bad als kind. De God tot wie ik nu bid, is een God die me niet alleen gemaakt heeft, maar die me maakte binnen een dynamisch en creatief universum. Het universum zelf is niet een levend wezen, maar het is wel een universum dat mensen die bidden tot God heeft voortgebracht.

Ik bid tot een God die, zoals ik dat vanuit mijn wetenschappelijke kennis weet, een heelal gemaakt heeft waarbinnen mensen zijn voortgekomen en nog steeds voortkomen, zelfs vanuit een wetenschappelijk perspectief. Het universum expandeert nog steeds. Als je alleen maar naar de afgelopen 50 jaar kijkt, zie dan eens hoe de mens zich ontwikkeld heeft. Ik heb het hier over technologie.

Toen ik opgroeide hadden we geen televisie; nu heb je er één in je zak. Dat is een ontwikkeling van de mens. Technologie is een verlengstuk van onszelf.

V: Is er iets speciaals aan ons in dit enorme universum?

A: We zijn heel speciaal voor God, en daar is geen twijfel over mogelijk. Ik bedoel, God heeft zijn enige Zoon naar ons gezonden. Bijzonder zijn in de betekenis van een onderdeeltje zijn van het heelal is één ding, maar iets anders is het om speciaal te zijn in de zin van de religieuze geschiedenis kennen en leven vanuit een gelovige visie. Maar het blijft een uitdaging.

Als we puur materiële objecten in het heelal zouden zijn, dan zou het moeilijk zijn voor mij als wetenschapper om te verdedigen dat we speciaal zijn. Onze geschiedenis van menselijke beschaving maakt ons zeker bijzonder. Maar wat als er daar buiten in het heelal een andere beschaving is, intelligent en spiritueel, die een speciale relatie met God heeft? Wat zou dat doen met ons?

Ik laat dat over aan de theologen. Maar zou God zijn eniggeboren Zoon, waarachtig God en waarachtig mens, kunnen sturen om ware God en waar marsmannetje, of wat ook maar, te worden? Ik zou dat heel moeilijk te accepteren vinden, maar ik kan het niet uitsluiten. Ik weet niet genoeg om het uit te sluiten, en ik kan God niet inperken.

Dit begint op science fiction te lijken, maar als God uiteindelijk besluit een andere spirituele beschaving op een heel bijzondere manier te behandelen, zou dat afbreuk doen aan zijn heel speciale behandeling van ons, hoe hij ook met die anderen zou omgaan?

Ik kom uit een gezin van tien kinderen. Wanneer mijn moeder besluit een nieuwe broek voor me te kopen, maakt dat mijn broer minder bijzonder voor mijn moeder? Ik kan me niet voorstellen dat het ontdekken van een intelligente, spirituele beschaving van wie God houdt op zijn speciale manier afbreuk zou doen aan Gods liefde voor ons.

Bekijk alle portretten

Deel