De keuzes van Pater Arrupe sj, door Jean-Yves Calvez sj

Jean-Yves Calvez sj was jarenlang  een nauwe medewerker van Pedro Arrupe.  Hieronder vindt u de tekst van de voordracht over Arrupe die hij hield voor de Vlaamse jezuïeten dd 11 november 2007.

Lees verder
De keuzes van Pater Arrupe sj, door Jean-Yves Calvez sj

Jean-Yves Calvez sj was jarenlang  een nauwe medewerker van Pedro Arrupe.  Hieronder vindt u de tekst van de voordracht over Arrupe die hij hield voor de Vlaamse jezuïeten dd 11 november 2007.

Verschillenden van de hier aanwezigen hebben hem gekend, voor anderen is hij misschien alleen maar een naam, iemand uit het verleden. Daarom begin ik met een  beschrijving  van zijn persoon: pater Pedro Arrupe, vaak Don Pedro genoemd, een Baskische jezuïet, een typische missionaris die 27 jaar lang in Japan woonde, ver-oosterd was, zou men kunnen zeggen, toen hij in 1965 Algemene Overste werd van de Sociëteit van Jezus, en dit in een bewogen en boeiende tijd gedurende achttien jaar zou blijven. Een man ook die tijdens de laatste tien jaren van zijn leven door ziekte gedoemd was tot de  zware last van onmacht. Zestien jaar geleden, in l991, is hij gestorven, getuige en hoofdrolspeler als bijna geen ander in de Kerk van de twintigste eeuw.

De eerste keuzes die hij deed en waarover ik nu verder zal spreken, hebben betrekking op het Tweede Vaticaans Concilie, een belangrijk moment in de Kerk van de twintigste eeuw. De daarop volgende keuzes gaan over het religieuze leven. De derde keuzes gaan over de spiritualiteit aan het einde van de twintigste en in de eenentwintigste eeuw, die hij niet heeft mogen zien.

1.  Eerst dus het Concilie. Men herinnere zich dat moment van wedergeboorte, van ontwaken – met alle ramen wijd open, om met Johannes XXIII te spreken, als op een frisse Romeinse morgen in de lente, dat moment ook dat men werd herinnerd aan de plaats van het geweten (aan de godsdienstvrijheid). en vooral dat men terugkeerde tot het evangelie. Terug naar het lezen van het evangelie. Het Woord van God werd weer in ere hersteld. Terug naar de praktijk van het evangelie: er werd weer gezegd dat de moraal op de eerste plaats liefde moest zijn. Terug ook naar de armoede van het evangelie: de Kerk zei  bereid te zijn haar privilegies op te geven, die ze wel op wettige wijze had verkregen, maar die de zuiverheid van haar boodschap konden aantasten. Het was in dat  Rome van het Concilie dat pater Arrupe in 1965  arriveerde.

Hij aanvaardde het Concilie volledig, ging de geest van het Concilie verder verspreiden, wilde onmiddellijk met alle gesprekken verder gaan waar het Concilie toe had geleid: de oecumenische dialoog, de interreligieuze dialoog, de dialoog met alle mensen van goede wil op de meest uiteenlopende gebieden, in de zekerheid dat het Rijk Gods zelf tot stand komt in de Verenigde Naties, in het ontwikkelingswerk, in het werken aan sociale gerechtigheid en rassengelijkheid, in zoveel andere belangrijke opdrachten van de mensen. Pater Arrupe had een plan en program in de geest voor al die dialogen: in één woord zijn apostolisch plan.

Ook op allerlei traditioneel gebied bracht hij een omwenteling tot stand in de vaste gewoonten . De Sociëteit van Jezus had zich altijd sterk bezig gehouden met onderwijs en opvoeding: pater Arrupe verkondigde niet alleen dat een echt jezuïtische opvoeding iemand maakt tot een “mens voor de anderen”, maar durfde zelfs beweren dat men ongetwijfeld niet altijd trouw was geweest aan dit ideaal. En dat was zo schokkend, dat het zelfs  leidde tot het aftreden van de voorzitter van de vereniging van Europese oud-jezuïetenleerlingen. Maar men mag wel zeggen dat deze gedachte in de dagelijkse praktijk van alle jezuïeteninstellingen is doorgedrongen.

Zo ook werd, toen op een winteravond in Rome berichten binnenkwamen over bootvluchtelingen die rondzwalkten in de Chinese zee , op slag, binnen enkele minuten de JRS geboren, Jesuit Refugee Service, een organisatie die in de jaren daarop en tot nu toe van groot belang is geweest – als men weet dat er al 15 miljoen vluchtelingen waren op de wereld   en dat dit daarna is opgelopen tot ongeveer 20 miljoen, meer dan 25 miljoen of daaromtrent van huis en haard  verdreven mensen. En dat gebeurde allemaal naar aanleiding van de vraag die pater Arrupe stelde: “En wat doen wij van onze kant?” Enige minuten daarna gingen er telexberichten over heel de wereld uit, waarmee een aanzet werd gegeven tot wat de JRS is geworden.

Tegelijkertijd was pater Arrupe een traditiegetrouw iemand. Na het Concilie werd het missiewerk in niet-christelijke landen als het ware aan het wankelen gebracht.  Aangezien God alle mensen kan redden langs wegen die Hij alleen kent, ook buiten de zichtbare Kerk om, waartoe dient de missie dan, de verkondiging, het weggaan uit eigen land? Er werd zelfs gesproken over “de-missie”(opgeven van de missie). Pater Arrupe reageerde met de woorden van Paulus: “Wee mij als ik niet verkondig…”. En ook: ben ik zo zeker van mijn heil? Pater Arrupe werd de apostel van de missionering. Hij verstond deze zeer zeker als “inculturatie”, een woord dat onder de jezuïeten werd geboren, en dat pater Arrupe in de gehele Kerk verspreid heeft, met name door middel van zijn toespraken tot verschillende bisschoppensynodes waaraan hij na afloop van het Concilie deelnam. Hij was ervan overtuigd dat  eens het christendom in Azië, het grootste van de werelddelen, zou ontluiken, ja opbloeien. Dat gebeuren was volgens hem tot nu toe vertraagd door de kwade herinneringen die men had aan de koloniale of schijnbaar koloniale tijden en waarvan men gelouterd moest worden. Pater Arrupe heeft verteld dat hij gehuild heeft toen hij te Yokohama in Japan aankwam (volle tien jaren had hij naar dat moment uitgezien): “In een vervoering waarbij ik op mateloze wijze mijzelf oversteeg en  overgaf, smeekte ik de Heer dat Hij dat heilig vuur in mij niet zou laten doven. Het waren momenten, waarop ik mij opgewassen gevoelde tegen alle offers”

Niet minder groot was zijn liefde voor Afrika, dat erom bekend stond dat de inheemse bevolking steeds sterker van zichzelf bewust aan het worden was, maar ook was hij zeer gevoelig voor de spontaneïteit van de Afrikanen. Latijns Amerika sprak hem sterk aan door de nadruk die daar in de evangelieverkondiging gelegd werd op Jezus’ lijden . Op een dag hield hij in Colombia een vurige preek over de zeven woorden van Christus op het kruis. Latijns Amerika had voor hem twee aspecten tegelijk: bevrijding en geweld.  Hij was innerlijk verscheurd, begreep het verlangen naar bevrijding, en was tegelijk bezorgd over het vooruitzicht van geweld. “Geweld, zei hij zoals Helder Câmara, is geen evangelisch middel om bevrijding te verkrijgen”.  “Natuurlijk lopen we het gevaar, zo ging hij door, dat men ons zal verwijten in het heetst van de strijd het te laten afweten. En het komt in Latijns Amerika voor, zo zei hij verder, dat we met een situatie te maken krijgen die in het evangelie wordt voorzien, en dat gevraagd wordt de “andere wang toe te keren””.

Op zekere dag was hij zeer onder de indruk van een man in een favela, die hem meetrok naar zijn armzalige woning, en die hem door een raam, dat niet meer was dan een opening zonder glas, wees naar een prachtige ondergaande zon, waarbij hij zei: “Kijkt u eens, ik bied u het mooiste aan dat ik bezit; dat wilde ik u aanbieden.”

Over de apostolische houding van pater Arrupe wil ik ook nog dit zeggen: hij wilde dolgraag mensen ontmoeten, en zocht gelegenheden om iets te zeggen over het evangelie. Zo had hij graag contact met journalisten –  terwijl mensen met een verantwoordelijke positie zoals hij, die zo  vaak uit de weg gaan. Hij zei tegen mij: de persconferenties zijn voor mij de enige gelegenheid (bezig als ik de hele dag ben met het besturen van de Sociëteit van Jezus) om te “preken”, aan mensen iets uit het evangelie te zeggen, ook al staan ze misschien  schijnbaar ver van het evangelie. Van de andere kant zeiden de mensen met wie hij in gesprek was, die hem kwamen spreken: ik had het gevoel dat ik voor hem de enige mens was op de wereld, de enige die voor hem telde. Zo groot was zijn persoonlijke aandacht, zozeer kreeg men de indruk dat hij alles wilde weten. Door dat alles werd hij een van de stuwende krachten in de postconciliaire Kerk .

Ik heb hem vaak vergeleken met Roger Schütz uit Taizé , met wie hij inderdaad vertrouwelijk omging. Hij wist grote menigten te bezielen, zoals toen hij op een eucharistisch wereldcongres te Philadelphia in de Verenigde Staten zei: “ Als er ergens op de wereld honger heerst, is onze Eucharistieviering in zekere zin overal onvolledig. In de Eucharistie ontvangen wij Christus die honger heeft in de wereld van de hongerigen. Hij komt niet onvergezeld naar ons toe, maar samen met de armen , de onderdrukten, de mensen die op  aarde de hongerdood sterven … We zouden niet op waardige wijze het Levensbrood kunnen ontvangen als we niet zelf brood geven aan mensen die het nodig hebben om te leven, waar ze ook zijn, wie ze ook mogen zijn.”.

2. Maar laten we nu overgaan  naar het tweede punt, naar een ander onderdeel van zijn geschiedenis, naar wat hij gedaan heeft, de keuzes die hij deed. Gedurende heel de tijd dat hij algemene overste was, werd pater Arrupe vijf maal gekozen tot voorzitter van de conferentie van algemene oversten van religieuzen. Hij besteedde daar veel tijd aan, maar voelde zich in het bijzonder geroepen om het religieuze leven niet te laten afkalven, met andere woorden, hij voelde  zich verplicht om daaraan veel aandacht te besteden. Hij ondersteunde bij hun besluitvorming, de algemene oversten  die zijn collega’s waren, en vaak ook de vrouwelijke algemene oversten.

In die bewogen tijd, waarin het vaak ontbrak aan psychologisch evenwicht,  had hij oog voor de moeilijkheden, begreep hoe moeilijk het was om  celibatair te leven. Hij zag ook nieuwe vormen van evangelisch gemeenschapsleven opkomen, had daar sympathie voor. Maar hij was mening dat er onvervangbare waarden lagen in het religieuze leven in strikte zin. Vandaar dat hij zich niet gewonnen gaf; hij was  integendeel zeer hoopvol gestemd….  Hij wist dat het religieuze leven geen kenmerk  is van de “hiërarchische structuur” van de Kerk, maar de hiërarchische structuur  in genen dele het wezenlijk kenmerk van het “leven” van de Kerk. Anders dan haar structuur  zijn de religieuzen wèl wezenlijk voor het “leven”van de Kerk. 

Terwijl de religieuze instituten in volle crisis verkeerden, durfde pater Arrupe (in 1979)  zeggen: “Niemand zou de toekomst kunnen voorspellen van het religieuze leven in het algemeen en van ieder religieus instituut in het bijzonder: die ligt in de handen van God. Maar voor zover wij ernaar, uitgaande van de geschiedenis van de Kerk en kijkend naar de tekenen van de tijd,  kunnen gissen, ziet die toekomst er bemoedigend uit. Verre van af te nemen schijnt de noodzaak van de religieuze instituten  nog klemmender te worden”. En verder: “Het religieuze leven blijkt uitzonderlijk actueel en belangrijk te zijn bij de geweldige opdracht om het evangelie te verkondigen, want dankzij  de evangelische radicaliteit die dit leven met zich meebrengt, bezielt het mensen op heel bijzondere wijze”. Stilzwijgend wordt bedoeld: een bezieling die absoluut noodzakelijk is. Pater Arrupe zou ongetwijfeld zonder aarzelen eraan hebben toegevoegd: ook al moet men lang geduld uitoefenen (zoals hij ook zei toen hij de bekering van Azië voorspelde!). Men hoeft het op dit punt niet met hem eens te zijn, maar wat een man als hij daarover zegt is daarom niet minder belangrijk.

Hij zette uiteen wat wezenlijke aspecten zijn van het religieuze leven: Godservaring, met name de ervaring van de God der woestijn; eenvoud en soberheid van leven, met de maatschappelijke betekenis die dat heeft in een tijd van schaamteloze tegenstellingen in de samenleving; geïntegreerd zijn in de maatschappij (het is niet de bedoeling dat het religieuze leven  terzijde ervan staat). Hij zag in het religieuze leven een heel bijzondere Godservaring, met name een ervaring van uittocht en woestijn, vooral in onze tijd, maar eigenlijk ook ten alle tijde. Hij sprak over een “persoonlijke en collectieve uittocht”die wij moeten ondernemen, naast de uittocht die van ons wordt afgedwongen). “Om de problemen waarvoor het religieuze leven in de nieuwe omstandigheden van de beschaving is komen te  staan, wezenlijk  op te lossen, zo zei hij, moeten  de contemplatieve krachten, die de bron zijn van het gehele religieuze leven, vrijgemaakt worden”.

Hij legde grote nadruk op  het ‘laten gebeuren’: “God ervaren betekent  Hem laten begaan, Hem alles laten zijn in alle dingen, en Hem niet langer verwaand willen vastleggen in onze mooie theorieën”. Dat brengt tegelijk eenheid in ons leven, “maakt het mogelijk om in het diepst van de mens elementen tot een eenheid te maken die anders door de menselijke traagheid uiteen zouden vallen”. De “innerlijke zekerheid’  omtrent God bestaat erin (hoe vreemd het ook lijkt) dat men Hem zoekt”. Pater Arrupe citeerde hierover Karl Rahner en Dietrich Bonhoeffer, die beiden  zo duidelijk de weg naar God hebben aangeduid  “door het stellen van vragen”, zei pater Arrupe. “Ook al weten we langzamerhand de machines van de twintigste eeuw te hanteren , daarmee overtreffen we nog niet St Paulus, St Augustinus en zoveel andere rusteloos zoekende mensen … Dit kan alleen ergernis wekken wanneer men denkt dat de Godservaring ons antwoorden, aanwijzingen en zekerheden oplevert”. Hij voegde eraan toe: “Ervaren wie Christus is gebeurt niet volledig door te ervaren wat arm zijn is, maar het is een feit dat dit het best daarin kan geschieden”.

Het is dan ook niet te verwonderen dat pater Arrupe, met dit als uitgangspunt, bij het bespreken van de eigen structuur en stijl van het religieuze leven, nog de drie volgende onderwerpen aansnijdt: integratie in de samenleving, armoede, eenvoud van leven.
De integratie in de samenleving sluit niet de “vlucht uit de wereld” van vroeger uit: deze is er “in diepere zin en op meer radicale wijze“ voor noodzakelijk. Ze is erop gericht dat men zich niet gaat nestelen in een bepaalde situatie en dat men tot veranderen bereid blijft, zo zei hij. Maar het gaat er ook om “op te lossen in het water en daaraan smaak te geven”.

Sprekend vervolgens over armoede en eenvoud van leven,  dacht pater Arrupe niet aan iets dat voorbehouden was voor enkelen, aan “een luxe van bevoorrechten” ( zo zei hij), nl. de religieuzen, maar aan een “voorwaarde voor het voortbestaan van de mensengemeenschap”.
Hij benadrukte sterk de nood van de wereld , waarop de religieuzen door hun voorbeeld een eerste antwoord zouden kunnen geven, dat in tegenstelling staat tot het  waanzinnig najagen van luxe in deze wereld. Pater Arrupe wist trouwens dat dit getuigenis van de religieuzen in botsing kon komen met mensen die op een heel andere wijze in de wereld staan, en kon leiden tot reacties en dreigementen. “ Wanneer men de zonde van rijkdom bestrijdt zoals die zich manifesteert in de persoonlijk sfeer of in de maatschappij als zodanig, zou het wel vreemd zijn, zei hij, als dat niet tot vervolging zou leiden”. Natuurlijk moet het gericht zijn op het evangelie; de integratie in de samenleving moet een apostolisch karakter hebben”, en niet gebeuren om zuiver humanitaire en sociologische redenen. (E. p.348).

Een echt radicale oproep. En men dient goed eraan vast te houden dat pater Arrupe het religieuze leven in díe zin verstaat, als hij erover zegt dat het noodzakelijk is voor de Kerk. Van een ander soort religieus leven zou hij dit absoluut niet hebben gezegd. Hij heeft nooit geaarzeld om zijn broeders en zusters op die wijze toe te spreken. Bij grote, vermaarde conferenties , met name te Madrid, Montreal, Bogota.

3. Hij was er zeker van dat de religieuzen, zijn jezuïeten medebroeders in het bijzonder, in die tijd geroepen waren om op sociaal en cultureel gebied zich radicaal in te zetten, ook al bracht dit grote gevaren met zich mee.  Hij was zich met name bewust van de risico’s die verbonden waren aan de inzet voor gerechtigheid. Vandaar dat hij in een vermaarde toespraak tot de XXXIIe Algemene Congregatie zijn  groeiende overtuiging uitsprak dat er een “sterke” of “robuste”spiritualiteit noodzakelijk  was. Hij besefte dat men over een innerlijke wapenrusting moest beschikken. Hij zette zich ervoor in om die aan zijn toehoorders voor te houden in de grote conferenties die hij gaf tijdens de laatste jaren van zijn werkzaam leven.
Dit is de derde keuze van pater Arrupe – ik heb de indruk dat het werkelijk een keuze was, een keerpunt omstreeks 1976-1977, en ik heb dat willen benadrukken.

Als  zijn grote voorbeelden noemde hij eens Abraham, Paulus, Franciscus Xaverius. Hij heeft dat gezegd in een homelie bij de viering van de vijftig jaar dat hij lid was van de Sociëteit van Jezus. Allereerst Abraham en zijn reactie, die pater Arrupe “irrationeel” noemde (toch was hij niet bang voor dit woord, hoe negatief het ook klinkt). Weggaan , alles achter zich laten. “Dat zijn mijn gevoelens over mijn beginjaren in de Sociëteit, over mijn benoeming in Japan, en vooral over mijn verkiezing tot Generale Overste … De meest radicale uittocht is geweest dat ik tot Algemene Overste werd gekozen, een exodus die met zich meebracht het opgeven van allerlei vormen van gedrag, allerlei opvattingen en prioriteiten , waarvan  ik mij, conform de geest van het Concilie, moest losmaken,  om mij andere eigen te maken die nog nader omschreven en vastgesteld moesten worden”. In deze opmerking ziet u wat ik hierboven heb gezegd over de invloed die het Concilie op hem heeft gehad. Hij lichtte dit nog verder toe: “het ging erom  “een wereld te verlaten die vol was van  vaste zekerheden, geërfd uit de eeuwenoude traditie van de Kerk en de Sociëteit, en binnen te gaan in een andere wereld die nog in wording was, die we niet kenden, maar waarheen God ons riep met de stem van het Concilie, van de paus, van de Algemene Congregaties”. Dat was ongetwijfeld niet gemakkelijk.

Paulus is volgens pater Arrupe zijn tweede voorbeeld geweest, in die zin dat Paulus de man is die alleen op Gods genade rekent bij een “taak supra vires (die de krachten te boven gaat)”. “Het welslagen is zeker, want het is geheel van God afhankelijk”: dit woord van Arrupe doet denken aan een ander woord van Ignatius, dat Arrupe trouwens iets verderop zal aanhalen: “Vertrouw op God, alsof het welslagen van de dingen geheel van jou afhangt, en in geen enkel opzicht van God; maar werk aan die dingen alsof God alleen alles zou moeten doen, en jij helemaal niets”

Franciscus Xaverius is tenslotte is voor Arrupe de man “die de betekenis van  kruis en lijden zo schitterend inziet dat hij in zijn gebed voortdurend magis, magis (meer, meer) vraagt als het om het verkrijgen gaat van nieuwe kruisen, en  satis, Domine, satis (genoeg Heer, genoeg) wanneer hij de vertroostingen ontvangt van Godswege”.

Deze “robuste spiritualiteit”deze sterke wapenrusting was echter geen zaak van pure wilskracht. Eerder een terugkeer naar de ignatiaanse bronnen: zich laten leiden, zich laten meevoeren. God “daalt af”; het gaat erom dat je Hem in je leven toelaat. Beschikbaarheid wordt zo een van de grote onderwerpen waarop hij dieper ingaat in een brief uit die zo vruchtbare periode van zijn onderricht als geestelijk leermeester, die, zoals ik zei, omstreeks 1976 begon. De beschikbaarheid, “de houding die het mogelijk maakt in het handelen de beschouwende mens te ontdekken, die naar hij zei, onder leiding van de heilige Geest ook aanvaardt dat de Kerk ingrijpt in een corps dat zich geheel aan zijn zending wijdt.

Vandaar dat pater Arrupe ons de wijze voorhoudt waarop Christus te werk gaat: onze wijze van handelen, van ons als jezuïet, moet eenvoudigweg zijn als die van Hem. “Ik zou U willen kennen zoals U was, zei daarom Arrupe in een gebed. Als ik Uw beeld voor mij had zou dat voldoende zijn om van mij een ander mens te maken .Johannes de Doper  was gefascineerd toen hij U voor het eerst ontmoette; de honderdman van Capharnaüm   voelde zich verpletterd door Uw goedheid, en een gevoel van stomme verbazing en opgetogenheid maakte zich meester van de mensen die getuigen waren van Uw wonderen. Evenzeer werden uw leerlingen door ontsteltenis bevangen, en in de Hof van Olijven stortte het soldatenvolk van ontzetting op de grond. Pilatus weet zich geen raad , en zijn vrouw is bevreesd. De honderdman die U ziet sterven,  verkondigt uw goddelijkheid op hetzelfde ogenblik dat U de geest geeft. Ik zou U willen zien zoals Petrus die in uw bijzijn tot het besef komt een zondig  men te zijn wanneer hij stomverbaasd is over de wonderbare visvangst. Ik zou Uw stem willen horen in de synagoge van Capharnaum, of op de berg van de zaligsprekingen … Maak dat wij zo uw volgelingen zijn zowel in de belangrijkste als in de meest bescheiden  aangelegenheden. Enz.”  Bij dit alles gaat het om een zo uitzonderlijk beeld van Christus, dat allen die voor Hem staan totaal andere mensen worden.

Dit alles is niet anders dan een verdere uitwerking van de Geestelijke Oefeningen van Ignatius van Loyola, een nooit eindigende beschouwing van Jezus’ leven: u  ziet in welke zin. Maar evenmin als Ignatius liet pater Arrupe het daarbij: men moest komen tot de Vader, de Drie-eenheid. Dat staat te lezen in  zijn conferentie van  1980 die ging over “de trinitaire inspiratie van het ignatiaans charisma”: de Zoon wordt door de Vader gezonden, en zo ook worden  wij samen met Zoon gezonden , dat is de wezenlijke goddelijke dynamiek die pater Arrupe uiteen zet.

Vervolgens verwijst hij ook naar de liefde die het  wezen is van God zelf. “In de liefde geworteld en gegrondvest zijn”, citeert  hij Paulus  uit de brief aan de Efeziërs (3, 17). De Geestelijke Oefeningen zijn “een leerschool van de liefde”, voegt hij eraan toe. En hij gaat door: “Aangezien de Sociëteit van Jezus uiteindelijk niets anders is dan de Geestelijke Oefeningen die in de vorm van een instituut zijn gegoten, moet de liefde, de hoeksteen van de Geestelijke Oefeningen op dezelfde manier aanwezig zijn in de Constituties van de Sociëteit van Jezus. En zo is het inderdaad ook”. Pater Arrupe leest erin achtereenvolgens een “dynamische liefde”, een “geordende liefde”. een “discrete liefde”, een “alomtegenwoordige liefde”. De liefde is “het doel zelve” van de Sociëteit van Jezus. Pater Arrupe haalt hier teksten aan van Nadal, gezel van Ignatius, die hierover zeer duidelijk spreekt. “Wij zoeken de volmaaktheid van onze levensstaat niet in de beschouwing of in het gebed, als zouden deze de enige middelen zijn om de naaste van dienst te zijn terwijl we in onze kamer blijven… Wat ons betreft: wij worden gedreven door de liefde. De hemelse Vader heeft de Sociëteit de volledige en volmaakte liefde tot doel gegeven”. En dat doel van de Sociëteit is ”hetzelfde als dat van Christus”.

Heel deze theologie uiteindelijk spoort met een antropologie van oude oorsprong in het christendom. “Liefde is hetgeen de ziel substantie geeft” . Dat is volgens pater Arrupe , hetgeen Ignatius schreef aan een voormalig medestudent uit Parijs, zonder misschien  te weten dat hij op die wijze Augustinus  citeerde. Hij haalt verschillende woorden aan van Christus over kinderen, de kleine mensjes, de “eenvoudigen van  hart”, en zegt tot slot: “Dat zijn woorden van Christus die we als volgt zouden kunnen vertalen: Als u persoonlijk en als Sociëteit van Jezus wilt delen in de schatten van Koninkrijk, en een zeer doeltreffende bijdrage  wilt  leveren aan de opbouw daarvan , wordt dan als de armen die u wilt dienen. U zegt zo vaak dat u van de armen meer hebt geleerd dan uit veel boeken: leert van hen deze zo eenvoudige les, herken mijn liefde in mijn Hart”.

En hij had bij pater Teilhard de Chardin een grote steun gevonden bij het herinneren aan die devotie. "In het Centre Sèvres vierde hij op 13 juni 1981 de honderdste verjaardag van Teilhard’s geboortedag en schreef van daaruit: “Ik heb door het voorbeeld van  pater Teilhard mij sterk aangespoord gevoeld  om ons, evenals hij, te wijden aan een diep geloofsinzicht  bij de dialoog tussen het Christusmysterie, en alle echte nieuwe ontdekkingen met het oog op de verkondiging van dat geloof juist aan hen die er het meest verrast door kunnen worden, maar daarom nog niet het vermogen missen om het te verstaan. Dit alles moet gebeuren in een kinderlijke liefde voor deze Kerk, die pater Teilhard nooit los ziet van Christus, en van Zijn liefde waarvan Zijn Hart het symbool is. Zoals pater Teilhard schreef: Christus. Zijn hart. Een vuur dat  in alles kan doordringen”.

Sprekend over Jezus’ Hart zei hij verder, beseffend dat velen het moeilijk vonden  naar dit symbool terug te keren: “Het gaat er niet om iets te forceren of iets op te leggen in een zaak waarin de liefde centraal staat. Maar ik zeg U: “denkt erover na” en  “gaat na  wat er bij U opkomt””. “Gaat na wat er bij U opkomt”, dat is wat Ignatius als raad geeft in de Geestelijke , Oefeningen als hij de zondige mens vraagt te bidden voor Christus aan het kruis, en zegt
“… Hem ziende in die staat , hangend aan het kruis, nagaan wat er bij mij zal opkomen”; In 1997   heb ik als commentaar gegeven: “Zich laten inspireren en meevoeren, is het laatste woord dat pater Arrupe ons nalaat. De mens is geborgen in dat geloof in de liefde, geborgen in de liefde”.

4. Na gesproken te hebben  over datgene wat hij gezegd heeft, wil ik ook spreken over een kant van zijn leven – dit maal gaat het niet over een keuze –  die met grote nadruk vermeld moet worden, nu de gebeurtenissen wat verder in het verleden liggen: over hetgeen pater Arrupe,  bijna altijd in stilte maar wel voortdurend, heeft geleden  onder de spanningen die er tijdens zijn generalaat zijn geweest tussen de Sociëteit van Jezus en de Heilige Stoel.

Ongetwijfeld was de oorzaak van die spanningen gelegen in de spanningen in de gehele Kerk zoals op de hele wereld, in die periode waarin alles overhoop werd gehaald. Ik wil hier niet proberen ze na te vertellen. Wat voor zin zou dat ook hebben? Maar ik wil duidelijk maken welk leed er vaak achter de glimlach op het gelaat van pater Arrupe verborgen ging , als men bedenkt hoe uitzonderlijk hij de Kerk en met name de paus was toegedaan. Hij herhaalde  vaak de oude gelofteformule  van de jezuïeten-profes, te zullen gehoorzamen aan de paus voor de  zendingen, “beginsel en voornaamste grondslag’” van deze Sociëteit. “Alleen de Heer dienen en de Kerk”, een woord van Ignatius dat hij ook vaak in de mond had.

Hij benadrukte vooral het woord “dienen”, dat hij verstond in zijn dynamische betekenis, als  “bron van ontelbaar veel mogelijkheden”, zoals hij zei.  Hij vertrouwde erop dat de gehoorzaamheid aan de paus een dergelijke bron niet zou droogleggen, niet “lui”zou maken, tot geen enkele “gemakzucht”zou leiden….

Hij legde zich nooit neer bij het gebrek aan begrip,  bij de koelheid die Johannes Paulus II tegenover hem aan de dag legde; hij putte zich uit in gebaren waarover men zich zelfs kon verwonderen, om te tonen hoezeer hij hem was toegedaan: dat ging zelfs zo ver dat hij zich steeds aan de deur van de generale curie opstelde als de stoet voorbijkwam van de paus, die praktisch iedere zondagmiddag een parochie in Rome ging bezoeken. Hij stond daar om hem te begroeten, ook al kreeg hij nauwelijks een groet terug. Ik herinner het mij nog steeds Ook anderen (zoals pater V. O’Keefe mijn collega algemene assistent, die het mij wel tien keer heeft verteld.) Pater Arrupe ging er nog meer onder gebukt toen hij de indruk kreeg dat er nauwelijks een gesprek was…   Ik laat het hierbij. Deze “lijdzaamheid”om nog een woord van Teilhard de Chardin te gebruiken, was zeker niet de samenvatting van pater Arrupe’s hele leven. Maar ze was wel een belangrijk element daarin. Ik moest daarvoor plaats inruimen.

Jean-Yves Calvez sj