Familiebanden: loslaten en weer opnemen

In februari 1522 verliet Ignatius het slot van Loyola, tot groot ongenoegen van zijn oudste broer, Martin, die op hem rekende om het familiaal erfgoed te beheren. Ignatius had in zich een stem gehoord die hem opriep tot een leven dat helemaal haaks stond op datgene waar zijn familieleden van leefden en waar hijzelf tot dan toe van geleefd had. De breuk met zijn verleden leek dan ook om een breuk te vragen met zijn familie.

Lees verder

In februari 1522 verliet Ignatius het slot van Loyola, tot groot ongenoegen van zijn oudste broer, Martin, die op hem rekende om het familiaal erfgoed te beheren. Ignatius had in zich een stem gehoord die hem opriep tot een leven dat helemaal haaks stond op datgene waar zijn familieleden van leefden en waar hijzelf tot dan toe van geleefd had. De breuk met zijn verleden leek dan ook om een breuk te vragen met zijn familie.

Tien jaar lang had hij er geen enkel contact mee. Pas na al die tijd stuurt hij een kort bericht naar zijn broer. Deze reageert positief. Ignatius schrijft dan een langere brief, en wel in drie exemplaren en langs drie koeriers, om zeker te zijn dat deze brief hem zal bereiken. In deze brief legt hij uit waarom dat lange zwijgen nodig was. Hij neemt daarbij alles voor zijn rekening.

“Je zegt dat je met veel vreugde hebt vastgesteld dat ik nu afzag van de houding die ik tegenover jou had aangenomen door je niet te schrijven. Wees daar niet over verwonderd. Om een grote wonde te genezen (het gaat om Ignatius’ vroeger leven) moet men, in het begin, een bepaalde zalf toedienen. In het verder verloop van het genezingsproces gebruikt men dan een andere zalf, en op het einde daarvan, een derde. Aldus, wanneer ik mijn eigen weg begon te volgen, had ik een bepaald geneesmiddel nodig. Nu ik iets steviger op die weg sta, kan ik een ander geneesmiddel gebruiken, waarvan ik meen dat het mij geen kwaad zal doen. Mocht ik weten dat het mij toch schade zou berokkenen, dan had ik zeker niet naar dat ander geneesmiddel gegrepen.

De schade zou erin bestaan dat men terugvalt in de vroegere verhoudingen. Nu voelt Ignatius zich sterk genoeg om ook zijn familiebanden op te nemen in zijn nieuw levensperspectief.

“Wellicht had ik je reeds vijf, zes jaar vroeger kunnen schrijven … maar ik aarzelde toen nog. Ik was niet zeker dat mijn brieven zouden bijdragen tot de dienst en de eer van God onze Heer, en ook of zij wat rust zouden brengen aan mijn verwanten naar het vlees, zodat wij ook verwant zouden worden naar de geest, en dat wij elkaar zouden kunnen helpen wat onze eeuwige belangen betreft. Het is immers werkelijk zo dat de liefde die ik iemand toedraag gedragen wordt door de hulp die ik hem kan bieden bij zijn zoeken om God te dienen en te eren.”  Maar het is ook zo dat “indien twee mensen God onze Heer op dezelfde wijze dienen, en daarvan heeft de ene familiebanden met ons en de andere niet, dat het dan ook Gods wil zal zijn dat wij meer gehechtheid en meer genegenheid betonen aan diegene die, bijvoorbeeld, onze vader is naar het vlees dan aan diegene die dat niet is, meer aan een familielid of een weldoener dan aan iemand die met ons geen enkele band heeft, meer aan een vriend of een kennis, dan aan iemand die geen van de twee is.”

Maar dezen moeten zich dan wel in dienst stellen van God. Daarom geeft Ignatius verder heel wat raadgevingen aan zijn broer over hoe hij zijn zaken best bereddert. Hij beëindigt deze als volgt:

“Je hebt heel wat mogelijkheden in het land waarin je leeft. Daarom vraag ik je, en ik vraag het je nogmaals om de liefde van onze Heer Jezus Christus, zie dat je daar niet alleen goed over nadenkt, maar dat je dat alles ook wilt en waarmaakt.”

En, omdat hij zolang gewacht heeft alvorens hij terug contact opnam met zijn familieleden, besluit hij zijn brief aldus:

“Met deze brief bied ik allen mijn verontschuldigingen aan. Elkeen zal het wel zo willen beschouwen dat deze verontschuldigingen tot hem persoonlijk gericht zijn.”

Iñigo

arm aan goedheid