Frans Cromphout sj (1924-2003)

Dichter, Vlaming

Lees verder

Dichter, Vlaming

Een bloemlezing

God, die mensen altijd weer op weg zet
naar de toekomst, naar het onbekende,
Beloof ons geen ongestoorde levensreis.
Beloof ons dat Gij onze verwachtingen
zult doen uitkomen op uw tijd.
Beloof ons dat Gij op ons zult wachten
aan elke overkant van ons leven.
________________________________________
Als de stormwind van uw Geest opsteekt
over de mensen in uw boot, uw kerk,
zullen de zeilen zwellen.
En wij, uw ontmoedigde, uw ingeslapen kerk,
we zullen wakker worden
en koers zetten naar de overkant,
naar het nieuwe en onbekende
waar Gij ons vandaag verwacht,
Om ook nu, met ons, nieuwe dingen te beginnen.
We zullen elkaar in nieuwe talen
nieuwe moed inspreken,
bevrijd van vrees en verslagenheid,
als de stormwind van uw Geest opsteekt
over uw mannen in de boot.
________________________________________
Wij zoeken u, God,
zoals iemand naar woorden zoekt
voor wat onzegbaar is.
Als wij het diepste geheim uitspreken
dat ons ter harte gaat,
noemen wij dan niet uw naam?
Als wij voor u zwijgen,
omdat wij geen woorden vinden,
komt gij dan niet in ons aan het woord?
God, die ons zo vreemd bent
en zo vertrouwd,
dichter bij ons
dan wij bij onszelf zijn,
maak ons aandachtig
voor uw aanwezigheid.
________________________________________
God, die meer verlangt ons te helpen
dan wij verlangen geholpen te worden,
gij ziet hoe wij verlamd neerliggen,
hoe traag wij zijn om het goede te doen.
Richt ons op
en wek in ons de kracht
om uw weg te gaan.
Geef dat wij elkaar
bemoedigen en steunen
en door elkaar tot u naderen,
levende God,
die tot ons gekomen zijt
in Jezus Christus, onze Heer.
________________________________________
Zing zacht,
zing voor je uit.

Bezing de dingen
die goed voor jou zijn geweest.
Zing de zon en de regenwolk,
zing de namen van de bloemen,
ogentroost en ereprijs,
zing het water en de wijn
en zing het brood
zevenmaal.

Zing de namen van de mensen.
Zing moeder, vader, zus en broer,
goede buur en verre vriend.
Zing jezelf.

Zing jezelf in slaap.
En hoor de engel zingen.
________________________________________
Voorjaarslicht, bleke zon tussen lege takken
— elk begin is aarzelend en ongewis —
leer ons geduldig te zijn
en te hopen op wat nog niet zichtbaar is.

Zomerlicht, dat als vuur is
— vuur, aan de liefde verwant —
wek in ons het verlangen
om ons te geven aan het leven,
en te branden, maar niet te verteren.
Leer ons de behoedzame liefde
die vriendschap heet.

Najaarslicht, dat de wereld kleurt
— in de boom wachten de vruchten —
zeg ons dat we, werkend en dienend,
rijpe vruchten zullen dragen.

Winterlicht, schaars, kortstondig en kil,
als de donkere dagen komen
en ons hart bang en eenzaam is,
maak ons sterk in de pijn
en bestand tegen mislukking en ontgoocheling
________________________________________
God, van u is alles taal en teken.
En in alles schijnt Gij
als het ene, veelvoudige,
veelvoudige, ene licht.
________________________________________
Elke dag, ieder uur, ieder ding
kan een teken worden van u.
Het licht van morgen en avond
vertelt ons dat we ons mogen toevertrouwen
aan de dagen die komen en gaan.
De dingen die vergankelijk zijn
en die ons daarom zo lief zijn,
de bloemen, de mooie liedjes,
het vuur en de lach,
zeggen ons dat we wijs moeten omgaan
met de tijd die ons is gegeven.
Troost ons, kortstondige mensen,
troost ons met dingen,
omring ons met dingen
waarin en waarachter Gij u verbergt.
________________________________________
Altijd zal er morgen en avond zijn,
zomer en winter, zaaitijd en oogsttijd.
Altijd volgen de zon, de maan en de sterren
hun bestendige baan.
Altijd zijt Gij voor ons
een betrouwbare God.
Zet uw regenboog in de wolken
als teken van uw verbond
met mensen en dieren, met de hele aarde.
Geef ons te kunnen leven
in verbondenheid met alles wat leeft.
________________________________________
Heb de avonden hef,
het wijkende licht,
de rust van je handen en van je geest.

Heb het zwijgen lief
en ontdek de geheimen
waar geen woorden voor zijn.
Wat de dag heeft gezaaid,
het doen en het spreken,
bedek dat met nacht,
koester het onder de herfstblaren
van je zwijgen.
Eens zal het vrucht worden
op zijn tijd.

Heb de eenzaamheid lief.
Ze hoeft niet leeg te zijn,
ze is de schaal, gevuld met herinneringen.

Heb de slaap lief,
de nacht en de droom,
de uren van het verborgen rijpen.
Ga niet terug
naar de dag met zijn werk,
naar de mensen met hun woorden,
vóór je die liefde hebt geleerd.
________________________________________
Leer ons bescheiden te zijn
en niet alles te wensen,
niet altijd meester te willen zijn,
niet over alles te willen beschikken,
nu, meteen.
Leer ons dat alles zijn uur heeft
en dat groei niet verhaast kan worden.
Leer ons geloven
in de genade van ieder seizoen:
bloesemtijd, groeitijd, oogsttijd.
Leer ons vooral te geloven
in de genade van de wintertijd,
waarin niets schijnt te gebeuren
en alles al begint.
________________________________________
De jaren ons gegeven,
tijd van leven,
van werk en spel,
van succes en mislukking,
alles wat voorbij is,
de mens die we geworden zijn:
zegen dat alles, God, zegen lief en leed.
De jaren die komen,
het nieuwe, het onbekende,
dat we verlangen en vrezen,
de mens die we hopen te worden:
zegen dat alles. God,
dat we het huis van onze toekomst
bouwen op de rots.
De tijd van nu,
déze dag tussen gisteren en morgen,
dit nuchtere nu,
de taak, verveling misschien
en tegenzin,
de mens die we nu zijn
zegen dat alles, God,
dat we tevreden kunnen zijn
met deze doodgewone dag.
________________________________________
Stem ons af, God, op uw tijd.
Niet op de eeuwen
waarmee Gij geacht wordt te rekenen,
niet op duizend jaren
die voor u zijn als één dag.
Leer ons leven
op het ritme van de zeven dagen,
dat Gij zelf hebt vastgelegd.
Dat wij ons toevertrouwen aan de tijd
die verrassingen in zich bergt,
de tijd als een langzaam ontluikende bloem,
als een moederschoot
die nieuw leven draagt.
We hoeven niet te weten
hoe het zaad ontkiemt en opschiet,
of wanneer de oogst rijp zal zijn.
Wek in ons het vertrouwen
dat de goede grond zal opnemen
wat wij zaaien,
dat zon en regen het zaad zullen koesteren.
We hoeven het niet te weten,
maar we mogen hopen op de goede afloop
van wat wij met u begonnen zijn
en Gij met ons.
________________________________________
Elke dag, ieder uur, ieder ding
kan een teken worden van u.
Het licht van morgen en avond
vertelt ons dat we ons mogen toevertrouwen
aan de dagen die komen en gaan.
De dingen die vergankelijk zijn
en die ons daarom zo lief zijn,
de bloemen, de mooie liedjes, het vuur en de lach,
zeggen ons dat we wijs moeten omgaan
met de tijd die ons is gegeven.
Troost ons, kortstondige mensen,
troost ons met dingen,
omring ons met dingen
waarin en waarachter Gij u verbergt.
Altijd zal er morgen en avond zijn,
zomer en winter, zaaitijd en oogsttijd.
Altijd volgen de zon, de maan en de sterren
hun bestendige baan.
Altijd zij t Gij voor ons
een betrouwbare God.
Zet uw regenboog in de wolken
als teken van uw verbond
met mensen en dieren, met de hele aarde.
Geef ons te kunnen leven
in verbondenheid met alles wat leeft.
________________________________________
Dat we onze dagen openhouden
voor wat ons onverwacht kan overkomen:
een ontmoeting, een vaarwel
ontroering om de schoonheid
van mensen of de wereld,
een mens die om troost komt vragen
of ons een ogenblik vrede schenkt.
Dat we onze dagen openhouden
voor wat nutteloos is:
gastvrijheid en welkom,
dankzeggen, stilte,
zomaar een woord of een gebaar van goedheid.
Dat we onze dagen openhouden voor God
– ook als Hij uitblijft –
voor zijn spreken en voor zijn zwijgen,
voor de God over wie wij niet beschikken.
________________________________________
God, als wij ons opsluiten
in zelfvoldaanheid,
kom dan en verricht aan ons,
nog vóór wij het vragen,
het wonder van een nieuwe geboorte.
________________________________________
Als elke mens mag zitten
onder zijn eigen vijgeboom of wijnstok,
Als elke mens de tijd krijgt
om zijn eigen weg te zoeken,
Als elke mens recht heeft op zijn eigen klein verdriet
en zijn eigen kleine vreugde,
als elke mens zijn eigen armoede
en zijn eigen rijkdom met anderen mag delen,
als elke mens, naar anderen luisterend,
ook zijn eigen woord mag spreken,
als elke mens een eigen vrucht mag geven
en niet de vrucht die anderen verlangen,
als elke mens mag rouwen om zijn eigen zonde
en blij zijn met zijn eigen vergiffenis,

God, is dát niet uw koninkrijk?
________________________________________
Heer Jezus Christus,
wat moet er gebeuren
als wij doof zijn voor u
en uw woord in ons hart verloren valt?
Gij hebt doven de oren geopend
en mensen bevrijd uit de macht
die hen gevangen hield.
Uw scheppend woord
kan ook ons vrijmaken en genezen.

________________________________________
Neem ons met u mee
naar de vruchtbare stilte.
Blijf tot ons spreken,
tot wij u horen en verstaan
en in alle mensen en dingen
weer uw boodschap herkennen.

Wij trachten al eeuwen uw afgrond te vullen
met woorden en liederen en gebaren.
Wij hebben uw afgrond een naam gegeven
om u te roepen
zoals we dieren roepen en onze kinderen.
Uw afgrond hebben we god genoemd,
we prevelen: god,
we zingen: god,
we knielen en buigen het hoofd voor god
drie letters
denken we
en: wat is god klein,
wat is hij handig.
Maar uw afgrond is niet te vullen
niet met gebaren
niet met gebeden
en ook niet met daden.
We weten niet eens waar gij begint of eindigt.
Bij de regen misschien
of bij de melkweg
of bij een mens?
Zijt gij te vullen wellicht
met mijn twijfels?

________________________________________
Elke dag, ieder uur, ieder ding
kan een teken worden van u.
Het licht van morgen en avond
vertelt ons dat we ons mogen toevertrouwen
aan de dagen die komen en gaan.
De dingen die vergankelijk zijn
en die ons daarom zo lief zijn,
de bloemen, de mooie liedjes,
het vuur en de lach,
zeggen ons dat we wijs moeten omgaan
met de tijd die ons is gegeven.
Troost ons, kortstondige mensen,
troost ons met dingen,
omring ons met dingen
waarin en waarachter Gij u verbergt.

Uw koninkrijk komt,
waar mensen luisteren
naar de stem van uw profeten,
naar het woord van Jezus.

Uw koninkrijk komt,
waar mensen het wagen met hem,
met de macht van zijn weerloze liefde.

Uw rijk wordt zichtbaar
voor onze ogen,
onder onze handen,
als wij gaan waar gij ons zendt
en geloven in de kracht van kleine daden.

Bekrachtig ons vertrouwen
dat het onmogelijke in deze wereld
mogelijk is bij u.
Want gij zijt de God der beloften.

________________________________________
Maak ons aandachtig, God, voor kleine tekens:
een lichte of een zware dag,
onrust of vrede,
vruchtbaarheid of dorheid.
Maak ons aandachtig, maar laat ons niet gretig
altijd maar nieuwe tekens verlangen.
Eén teken volstaat
om ermee op weg te gaan,
een dag, een maand, een jaar.
En als we een tijdlang
geen teken meer zien,
geef ons dan kracht om als een blinde
tastend onze weg te gaan.
________________________________________
Wij zijn u alles waard:
alles wat denkbaar is
hebt gij voor ons gedaan.
gij hebt u voor ons uitgesproken:
Jezus Christus is uw ja tot alle mensen
en hem herroept gij niet.
Laat zoveel liefde
niet tevergeefs aan ons besteed zijn.
Open ons hart voor het geloof
dat niets ons voortaan van u kan scheiden
en dat zelfs onze onwil
uw liefde niet ongedaan maakt
die overmachtig verschenen is
in Jezus, onze Heer.
Rom. 8, 31-39

________________________________________
Tot hem die niet is in de stormwind
niet in de aardbeving
en niet in het vuur,
tot de God van de vrede bidden wij.
Om geduld en volharding,
dat wij u blijven zoeken,
God, die wij nooit voorgoed vinden,
want gij zijt altijd kleiner
dan onze woorden
en groter dan ons hart.
Om aandacht en openheid
dat wij uw spoor ontdekken
in al wat gebeurt,
want gij zijt altijd anders
dan wij u dromen,
en gij zijt altijd nieuw
en altijd gaat gij voor ons uit.
En wij bidden om stilte,
dat wij gehoor geven
aan uw stem,
die in vele talen spreekt,
want gij zijt woord
in onuitsprekelijkheid.
Ga voorbij,
onhoorbaar,
onzichtbaar,
ongrijpbaar
en wij zullen u horen,
wij zullen u zien en u vinden
en wij zullen u herkennen
aan de vrede die blijft
als gij zijt voorbijgegaan. (1 Kon. 19, 11-13)

________________________________________
God, Gij hebt uw verbond geschreven
in de regenboog aan de hemel.
Zo hebt Gij aan onze aarde
de zegen van de seizoenen toegezegd voorgoed.
Daarom bidden wij u:

Nu het leven nieuw wordt om ons heen,
maak ons tot mensen van vertrouwen:
want wat niet is, kan nog worden.

Maak ons vrij als de vogels:
zij zaaien niet en maaien niet.
Maak ons onbezorgd als de bloemen:
zij spinnen niet en weven niet.
Maak ons wijs als de mens
die werkt voor zijn brood:
hij zorgt, maar is niet bezorgd.

In deze dagen van zon en regen
en wisselvallig weer,
doe ons inzien
dat wij door vreugde en verdriet
mens moeten worden.

God, uw nieuw verbond met de mensen
hebt Gij in ons hart geschreven.
Bevestig uw beloften.
Laat al wat in ons midden opgroeit,
rijpen tot volkomenheid.
Mt. 6, 26.28

________________________________________
Laaf ons aan de bron die vriendschap heet,
dat we ons geven aan elkaar,
zoals een bron zich geeft.

Laaf ons aan de bron die wijsheid heet,
dat we de waarheid proeven
die ons vrij maakt.

Laaf ons aan de bron die troost heet,
dat we weerbaar blijven,
als het leven ons pijn doet.

Laaf ons aan de bron die vreugde heet,
dat we leren genieten
met lijf en leden, met hart en ziel.

Laaf ons aan de bron die stilte heet,
dat we aandachtig zijn
voor het geheim in dingen en mensen,
voor uw geheim.

Nog voor wij u zoeken,
zijt gij bij ons.
Voor wij uw naam kennen,
zijt gij al onze God.
Open ons hart voor dat geheim
waarin wij zijn opgenomen:
dat gij ons het eerst hebt liefgehad
en dat wij gelukkig mogen zijn met u.
Niet omdat wij goed zijn,
mogen wij tot u naderen,
maar omdat gij God zijt.
1 Joh. 4, 10

________________________________________
Wij zoeken troost voor ons oud zeer.
Wij hebben de oude grenzen doorbroken
op zoek naar nieuwe zonnen
en wij zijn blind geworden van het licht
dat wij gevonden hebben.
Wij lopen verloren in de nieuwe ruimten
en wij tasten met onze handen
wij tasten met onze stem
naar een wand die ons terugkaatst
dat wij onszelf niet kwijtraken
in een oneindigheid zonder schaduw
zonder gelaat en zonder ogen.
Wij zoeken troost voor ons oud zeer.
Wij zoeken een bloem
om een huis bij te bouwen
een bron die altijd stroomt
een stem die ons toespreekt
een hand die onze plaats aanwijst
een glimlach voor ons.

God, met al onze wetenschap en ons kunnen
leven we onverstandig en dwaas.
Zend ons uw Wijsheid,
die fundamenten legt en grenzen trekt,
die vreugde beleeft aan de omgang met mensen.
Zij zal ons bijstaan bij al wat we doen
en wij zullen behoedzaam omgaan
met alles wat ons gegeven is.
________________________________________

Wij vinden u niet
gij lijkt wel afwezig
in deze wereld van
woorden en beelden
steden vol mensen
huizen en eenzaamheid

gij lijkt wel afwezig
niet waar te nemen
en niet te tellen
machteloos in
het verloop van de wereld
altijd verborgen
achter de dingen
nergens een aangezicht
nergens een naam.

Traag is ons hart en
onverstandig
blind onze ogen
herkennen u niet
vreemdeling hier in
Jeruzalem
mens die met ons gaat
woord dat ons hart verwarmt
handen vol brood
vriend in de avond

blijf bij ons, Heer.

________________________________________
Goede Gaven
Uit leegte en duisternis
roept gij uw schepping te voorschijn
sinds het begin,
en alles is zeer goed
wat gij gemaakt hebt:
het licht van alle dagen,
de goedheid der dingen
en de scheppende liefde van de mensen.
Ons is het gegeven
uw schepping te voltooien
en uw wereld in te richten
tot een huis voor alle mensen,
een tafel, waar niemand geweerd wordt.
Zo zal uw zegenwoord vervuld worden
en alles zal zeer goed zijn,
Heer, onze Heer.

Vader die ons uw goede gaven geeft:
– leven en voedsel, lichaam en kleding,
mensen en hun vriendschap –
maak ons erkentelijk
voor het geheim van al wat bestaat:
het is ons gegéven.
Behoed ons voor het hooghartig bezitten,
voor de trots van maken en breken.
Laat ons niet verspillen
wat gij ons toevertrouwt.
Deel ons uw eerbied mee
voor al wat zwak is en weerloos,
en doe ons inzien
dat alle leven kostbaar is,
dat elke mens u alles waard is,
God, onze Vader.

________________________________________
Wij zullen op onze tocht
wel eens een verkeerde koers varen
of schipperen, zwalken of overstag gaan.
We zullen misschien vastlopen,
averij oplopen, schipbreuk lijden,
geteisterd worden door zware zeeën,
tegenwind krijgen of, erger nog, windstilte.

Maar bij alles wat misloopt op onze levenstocht
door tegenslag of nalatigheid
zullen we mogen rekenen op de steun,
de trouw en het geduld van goede mensen.
En we zullen daarin misschien de trouw en het geduld
van onze God herkennen.
Tot hem bidden we:

God, Gij hebt in uw wijsheid
de juiste koers uitgezet
voor onze levenstocht:
Liefde was het begin,
liefde moet de voltooiing zijn.
Laat ons dan varen op het kompas
van vriendschap, trouw en toewijding.
________________________________________
Als onze beelden vervagen,
zien wij u zuiverder, onzichtbare.
Als ons de woorden ontvallen,
zeggen we u echter, onzegbare.
Als we geen naam meer vinden voor u,
kennen we pas uw naam, onnoembare.
Want in uw afwezigheid zijt gij aanwezig, onvatbare.
leer ons zo in u te geloven:
eerbiedig en omzichtig.
Als Gij u niet opdringt aan ons,
waarom zouden wij ons dan
meester willen maken van u?

Als we uitgeblust neerliggen,
als we er niet meer in geloven,
niet in ons werk, niet in onszelf, niet in anderen
en nauwelijks nog in U, God,
tot wie moeten we ons dan wenden?

Kom dan zelf naar ons toe,
sta mèt ons in de troosteloosheid
van deze tijd
en draag met ons wat wij te dragen hebben.
Verlicht onze last niet,
vergroot onze draagkracht.
Zend uw engel
met water en brood voor onze reis
en met uw woord: Sta op.
________________________________________

Als het leven ons kleiner maakt,
onze dromen aantast, onze krachten sloopt,
help ons dan, God, om stiller te leven
en in vrede los te laten
wat we toch niet vast kunnen houden.
Help ons om ja te zeggen
tegen het onvermijdelijke,
ontgoocheld misschien, maar niet wrokkig,
armer geworden, maar dankbaar
voor de weg die nog mogen gaan.
________________________________________
Heer, onze God,
midden in het leven
ervaren wij de dood.
Het brood stilt onze laatste honger niet,
geen vriendschap dringt door
tot onze laatste eenzaamheid
en alle liefde
wordt door de dood bedreigd.
Hebt gij niet in ons
het zaad der onvergankelijkheid gelegd:
liefde die leven wil?
Zeg ons dan
dat wij niet tevergeefs beminnen,
dat wij met allen die ons brood gedeeld hebben
zullen leven voor uw aanschijn.
Geef ons het teken van uw trouw
tot over de dood,
geef ons het brood
dat onze laatste honger stilt:
Jezus, onze Heiland.
________________________________________

Ik kan niet geloven in de eeuwigheid
ik kan niet geloven in wat eindeloos is
niet in de almacht
niet in de onbegrensde
in de alwetende
de onveranderlijke
niet in een god van altijd en overal

Geef mij handen om in te geloven
en een gelaat met ogen
die zien wat ze gisteren niet zagen
en die morgen verbaasd zullen zijn
ogen die kunnen lachen en wenen
handen die de mijne grijpen
en ogen die in mijn ogen kijken
handen en ogen die thuis zijn in de tijd
en waarvoor ik kan vrezen
dat zij er straks niet meer zijn
en die ik niet kan missen
omdat ik zonder die handen
geen handen heb
en zonder die ogen niet kan zien.

Niemand heeft U ooit gezien,
verborgen God.
maar gij hebt u doen kennen
in een mens: Jezus Christus.
Uw woord is onder ons komen wonen,
hoorbaar in mensentaal.
God, wij geloven
dat gij vandaag niet ver wilt zijn:
gij wilt gesproken worden
in onze woorden;
gij vertrouwt u toe
aan onze handen.
Geef dat wij met elkaar leven
in de geest van Jezus, uw Zoon.

________________________________________
Al onze dagen
zijn vol van uw wonderen.
En het grootste is
dat er telkens weer mensen zijn
die geloven in uw Zoon
en durven ingaan op zijn woord.
Hernieuw dàt wonder in ons
van dag tot dag:
dat wij het ernstig menen met hem
en uit geen andere volheid leven
dan uit zijn woord
en uit zijn geest.

Verrassend was uw komst in deze wereld.
Gij zijt gekomen als een der onzen,
verborgen en onopvallend,
een mens onder mensen.
Uw weerloosheid ontwapent
al onze eigenwaan en onze hooghartigheid.
Laat ons niet vergeten
hoe gij verschenen zijt,
en laat ons geen andere grootheid zoeken
dan gij gezocht hebt,
Jezus-Christus,
verborgen mens in ons midden.

________________________________________
Sinds gij onder ons zijt gekomen,
sinds de dagen van Jezus
is alles wat menselijk is
teken van u.
Het gelaat van de mensen
is beeld van u.
De weg van mens naar mens
is de weg naar u.
Ieder die liefheeft
is geboren uit u.
En alle mensenwoorden
spreken u uit.

Uw koninkrijk komt,
waar mensen luisteren
naar de stem van uw profeten,
naar het woord van Jezus.
Uw koninkrijk komt,
waar mensen het wagen met hem,
met de macht van zijn weerloze liefde.
Uw rijk wordt zichtbaar
voor onze ogen,
onder onze handen,
als wij gaan waar gij ons zendt
en geloven in de kracht van kleine daden.
Bekrachtig ons vertrouwen
dat het onmogelijke in deze wereld
mogelijk is bij u.
Want gij zijt de God der beloften.

________________________________________
Uw licht voor ons
Wij roepen tot u vanuit de diepte,
vanuit al wat duister is
in ons en om ons heen.
God, luister naar ons.

Als wij onszelf niet meer verstaan
en geen toegang vinden tot elkaar,
als de vele boosheid van de wereld
ons te machtig wordt:
zend ons uw woord van vrede.

Geef ons geduld met onze tekorten
en de hoop die tegen alles in
stand houdt in deze wereld.

Want gij hebt uw Zoon
laten afdalen in onze duisternis
en hij is uw licht geworden voor ons,
onze hoop voor tijd en eeuwigheid.

Heer, onze God,
als het besef van ons kwaad ons overweldigt,
zet gij daartegen
de overmacht van uw liefde in.
Wij vertrouwen ons aan u toe
met ons goed en kwaad.
Want er is vreugde bij u
als wij ons met geloof naar u keren.
Dat geloven wij op het woord van hem
die macht heeft om ons vrij te spreken,
Jezus, de mensenzoon.
________________________________________
Simeon

Hij is oud geworden.
Levenslang is hij gerijpt
aan de boom der verwachting.
Hij weet van tijd en duur
en van geduld.
Hij heeft geleerd
hoe stil het wonder is
en hoe bescheiden de tekens,
en dat de vervulling altijd anders is
dan de verwachting.
Daarom ziet hij het kind,
in zijn armen het teken
van de Allerhoogste.
En hij geeft uit handen
wat in zijn handen werd gelegd.
Wat deze dag hem heeft gegeven
staat hij aan de toekomst af.
Hij heeft het heil alleen uit de verte
gezien en begroet.
Alleen een teken –
dat is hem genoeg.
Waarom zou hij méér vragen,
waarom zich vastklampen om te weten
watt dit kind zal worden?
Zal het einde
niet even onaanzienlijk zijn als dit begin
voor wie niet geloven wil?
Hij gelooft
en daarom zingt hij:
Laat mij nu heengaan.
________________________________________
Heer, onze God,
als uw woord ons onrustig maakt,
omdat het àlles van ons vraagt,
laat uw woord ook de kracht zijn
die ons bevrijdt uit onszelf
en ons tot méér in staat stelt
dan wij durven vermoeden.
Laat ons van dag tot dag
groeien naar de echte vrijheid
waarvoor Christus ons vrijgemaakt heeft.

Wij vragen U om vele dingen:
om voedsel, genezing en leven.
Maar wij zijn bang u te bidden
om meer geloof en liefde,
om uw wil en uw rijk.
Geef ons meer dan wij durven vragen:
geef ons uw Zoon.
Hij zal ons vrijmaken van onszelf
en ons leren uw rijk te zoeken,
uw wil, die liefde is.
En àlles zal ons gegeven worden,
want gij weet wat wij nodig hebben,
God, onze Vader.
________________________________________
God, gij zijt altijd groter
dan wij durven verwachten:
gij doet nieuwe en ongehoorde dingen.
Als om ons heen een wereld ineenstort,
brengt gij uw nieuwe schepping tot stand.
Maak ons aandachtig
voor uw werkzaamheid in deze tijd,
dat wij niet blijven staan
bij wat voorbij is
en u niet zoeken waar gij niet zijt.
Ga voor ons uit,
gij die onze toekomst zijt.
Laat ons nieuwe wegen zoeken
en met elkaar standhouden
in alle onzekerheid.
Maar geef ons de zekerheid
dat ook vandaag uw kracht werkzaam is
en dat gij voortdurend de wereld vernieuwt
door Christus, onze Heer.

God, als dit de nacht van uw wonderen is,
geef ons dan ogen om te zien.
Als dit het uur van uw goedheid is,
geef ons een hart dat u verstaat.
Als Gij ons zoekt,
breng ons vannacht dan thuis bij u.
Als Gij komt genezen al wie gewond zijn,
Genees ons van ontgoocheling en wantrouwen.
Als Gij omziet naar al wat klein is,
Wie zal zich dan schamen
Voor zijn onvolkomenheid?
Als Gij ons uw zoon wilt geven,
geef ons dan, mét hem, alles.

________________________________________
Luister naar de wijsheid van je hart.
Je hebt geen ander kompas.
Volg het pad van je verlangen.
De rivier zuivert zich in haar loop
maar het stilstaande water wordt brak.
De aarde kent haar seizoenen.
Zo ook het verlangen.
Laat het lang groeien
aan de boom der verwachting,
maar wacht niet
tot zijn vruchten zijn verdord.
Luister naar het rijpen van de tijd.
Je verlangen zelf zal je zeggen
dat het uur om te plukken gekomen is.
Wantrouw je verlangen niet.
Leid het en bind het op
zoals de tuinman doet met een jonge perelaar.
Maar wantrouw de rechte lijn, de kramp,
het ongeduldige ja, het ongeduldige nee.
Beteugel geen verlangen met geweld.
De rivier kan niet terug naar de bron,
haar weg is naar de zee.
Maar leer je verlangen zich te voegen,
zoals het water dat zijn weg zoekt door het land.
Drink als je dorstig bent.
En drink als je het feest viert.
Maar drink niet tegen je verdriet.
Ontzeg je dan alleen de beker
als ook je nee nog een ja is,
een dorst, dieper dan je dorst.
Want alleen verzaking in vrede
wordt hogere vervulling.
Laat geen verlangen verloren gaan.
De mens zonder verlangen is dood.
________________________________________
Maria, bid voor ons,
dat wij weer bewogen worden
en op weg gaan.
Leer ons opnieuw
de gebaren van de bewogenheid:
neervallen, knielen, opspringen van vreugde
om God en de mensen.
Maria, bid voor ons
dat wij Gods groet vernemen
en elkaar begroeten.
Want wie zwijgt,
heeft niet in de belofte geloofd.
Leer ons weer roepen met luide stem
woorden van bewogenheid
om God en de mensen.
Maria, bid voor ons,
dat wij weer leren zingen
met woorden van zegening,
met de litanie van lofprijzing,
de eindeloze herhaling
van wat nooit genoeg gezegd kan worden.
Wees gegroet, Maria,
verheug u, Maria,
Gezegende, begenadigde,
Ark van het verbond,
overschaduwd door de Geest,
stem van over de bergen,
groet in onze oren,
boodschap van vreugde,
geringste en grootste,
weerklank van eeuwen,
belofte voor alle tijden,
gezegend door alle geslachten.
________________________________________
De stenen zijn wijs:
ze wachten.
Lichtjaren lang
hebben ze in het donker gewacht.
Toen ze nog planten waren,
leefden ze minder versteend,
ademden in en uit.
Of waren ze vissen,
geschubde reptielen
tussen water en land
op en neer met de tijen?
Nu zijn ze geduldig geworden,
houden hun adem in,
wachten geduldig
in water en wind,
geduldig in vuur en ijs.
Ze hebben gewacht,
lichtjaren lang,
om steen te worden
en te rusten
in jouw hand.

Zie uw mensen, God,
ongeduldig en rusteloos,
omdat ze zo kortstondig zijn:
rusteloze verkenners
van de altijd wijkende grenzen van het heelal,
ongeduldig binnen de enge grenzen,
geboorte en dood.
Leer ons vrede te hebben
met onze kortstondigheid.
Geef ons het besef in van duur en tijd,
van langzame groei.
Laat ons ooit rust vinden
Als een steen in uw hand.

________________________________________
Als de stormwind van uw Geest opsteekt
over de mensen in uw boot, uw kerk,
zullen de zeilen zwellen.
En wij, uw ontmoedigde, uw ingeslapen kerk,
we zullen wakker worden
en koers zetten naar de overkant,
naar het nieuwe en onbekende
waar Gij ons vandaag verwacht,
Om ook nu, met ons, nieuwe dingen te beginnen.
We zullen elkaar in nieuwe talen
nieuwe moed inspreken,
bevrijd van vrees en verslagenheid,
als de stormwind van uw Geest opsteekt
over uw mannen in de boot.

Wij zijn arm geworden aan woorden, God,
wij, vermoeide vertellers van oude verhalen.
Moge uw Geest in ons midden
de woorden doen ontspringen
waarnaar ons geloof vandaag verlangt.
Moge uw Geest de woorden wekken
die kinderen en bejaarden verstaan,
omdat ze zo oud en zo nieuw zijn.
Moge de Geest uw kerk maken tot een huis,
waar het ene geloof in meer dan één taal
wordt gesproken en verstaan.
Moge hij vuur ontsteken in de verkilde woorden,
dat ze weer stralen van warmte.
Moge hij blazen over de verdorde woorden,
dat ze weer levend worden.
________________________________________
Heb de avonden hef, het wijkende licht,
de rust van je handen en van je geest.

Heb het zwijgen lief
en ontdek de geheimen
waar geen woorden voor zijn.
Wat de dag heeft gezaaid,
het doen en het spreken,
bedek dat met nacht,
koester het onder de herfstblaren
van je zwijgen.
Eens zal het vrucht worden
op zijn tijd.

Heb de eenzaamheid lief.
Ze hoeft niet leeg te zijn,
ze is de schaal, gevuld met herinneringen.

Heb de slaap lief,
de nacht en de droom,
de uren van het verborgen rijpen.

Ga niet terug
naar de dag met zijn werk,
naar de mensen met hun woorden,
vóór je die liefde hebt geleerd.
________________________________________
Bomen zijn niet alleen natuur.
Zij zijn evenzeer cultuur.
De boom in het oerwoud
is nameloos onderdeel van blinde woekering.
De mens heeft de boom apart gezet.
Hij plant een boom bij het huis, bij het water,
aan weerszijden van de weg.
Ik heb tuinen en parken aangelegd, zegt koning Salomo,
en ze met allerlei fruitbomen volgeplant.
Bomen hebben namen gekregen,
zoals de dieren, de planten, de sterren.
De mens snoeit de bomen, ent en veredelt ze.
Door de boom wordt hij mens:
verzorger, behoeder.

Iedere boom is een levensboom.
Sappen worden omhooggezogen door de schors.
Groei speelt zich af vanbinnen, in het verborgene.
Groei is onzichtbaar, onhoorbaar.
Jaarringen zijn de traagst denkbare zandlopers.
Wie een boom plant,
gaat een verbond aan met de tijd.
En leert wat geduld is.
Plant een boom,
als er een kind geboren wordt.
Dan zie je ze samen groeien.
Het kind snel, de boom langzamer.
Maar hij wordt groter dan het kind, de vrouw, de man.
En duurt langer.

Ik verzamel de bloesem van linde en vlier.
Ik pluk de vruchten van kerselaar en pruimenboom.
Dan de peren, de appelen.
De najaarswind slaat de okkernoten los:
ik raap de laatste vrucht van het jaar
uit het vochtige gras.
Nu komt de winter.
Alles heeft zijn tijd.
________________________________________
Zolang je er de kracht toe hebt,
moet je één keer per jaar in een appelboom klimmen.
Om te voelen hoe de boom gewillig loslaat
wat hij maanden lang heeft gedragen.
Om dankbaar te zijn en te zeggen dat het goed is.
Het bestaan is gezegend.
En als de oogst schraal is
méér genieten van minder.

In de krant van vandaag, Mother Lea Provo,
stichteres van Sevapoor, bij Madras,
een dorpsgemeenschap in de geest van Gandhi.
'De aanleg van een tuin was één van de eerste dingen.
We plantten er fruitbomen in .
Je doet er niets aan
en toch vallen de vruchten, elk seizoen.
Je moet alleen je hand uitsteken.
Fruit is geweldloos voedsel.'
Ik zou, denk ik, niet zoveel houden van een boom
'die twaalfmaal vruchten draagt,
elke maand eens' (Apoc. 22, 2)
Het is teveel.
Ik zou minder verwonderd zij, minder dankbaar.
Eén keer per jaar is voldoende.
Dan ben ik weer diep met de tijd verbonden.

De gestalte van de boom.
Zijn wortels. De donkerte waar alles begint.
Ik heb donkerte nodig,
bron, diepte, slaap, onbewogenheid.
Zijn kruin. Reiken naar het licht.
Speling van twijgen en bladeren.
Ik heb hemel nodig.
Hoogte. Licht. Bewogenheid.
De stam is ernst. Is kracht.
De zijtakken: spanning naar alle zijden.
Evenwicht van spanningen.

Met de seizoenen
verandert zijn gestalte.
Voor mij is hij het zuiverst boom in de winter:
naakt skelet,
boom tot zijn pure vorm herleid.

Met de seizoenen
verandert zijn relatie tot het licht.
Pril en speels het licht van het voorjaar
door nieuw groen en bloesems.
Hoog en ernstig de zomerzon
boven de volle kruinen.
Het wijkende, zinkende najaar
kleurt boom en blad en grond.
Het lage, schaarse winterlicht
rust op zijn lege takken.

Mensen vragen om je aandacht.
Zie je me? Hoor je me? Wil je? Kun je?
Mensen wekken en prikkelen je, dagen je uit.
Bomen dringen zich niet op. Ze zijn er,
als alle zwijgende dingen,
water, aarde, steen en plant.
Ze vragen of willen niets van je.
Ze zijn er, als je oog ze nodig heeft of je hand.
Daarom zijn bomen herbergzaam.
Vogels wonen erin. En kinderen soms.
Tussen bomen wandelen. Opgenomen zijn. Rust vinden.

Laat de bomen leven.
Maar laat ze ook sterven als hun tijd is gekomen.
Laat dendrologen zieke bomen genezen.
Maar houd stervende bomen niet in leven
tegen hun wet en wil,
met injecties en ijzeren hoepels om hun stam.
Oude mensen zeggen: Eens
stond hier de linde op het plein.
Ook dat is goed.
Ik ben geen meester over leven en dood.
Ook bomen zijn eindig.

Leer ons bescheiden te zijn
en niet alles te wensen,
niet altijd meester te willen zijn,
niet over alles te willen beschikken,
nu, meteen.
Leer ons dat alles zijn uur heeft
en dat groei niet verhaast kan worden.
Leer ons geloven
in de genade van ieder seizoen:
bloesemtijd, groeitijd, oogsttijd.
Leer ons vooral te geloven
in de genade van de wintertijd,
waarin niets schijnt te gebeuren
en alles al begint.

________________________________________