Piet van Breemen sj over de gelofte van armoede

 

Lees verder

 

De gelofte van armoede houdt in dat een jezuïet geen persoonlijk bezit heeft, dat inkomsten en uitgaven via een gemeenschappelijke kas gaan en dat de levensstijl eenvoudig is. In de woorden van de 32ste Algemene Vergadering (1974-1975): ‘dat we het niet beter hebben dan gezinnen met een bescheiden welstand, die ze enkel en alleen te danken hebben aan het harde werk van de kostwinner’.

Armoede wordt niet gedefinieerd vanuit het materiële, vanuit de dingen, maar vanuit mensen die arm zijn, met Jezus van Nazareth voorop. De gelofte wil jezuïeten solidair maken met hen, zodat zij leren kijken met de ogen van de armen en de wereld waarnemen in hun perspectief. Dat betekent ook dat zij van de armen moeten leren wat armoede is.

Hun dienst moet onbaatzuchtig zijn

De armoede van de jezuïeten is apostolisch. Hun dienst moet onbaatzuchtig zijn, conform de opdracht van Jezus aan zijn apostelen: ‘Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven’. “In armoede preken” noemden de eerste jezuïeten dat. ‘De gehoorzaamheid zendt ons, maar de armoede maakt de zending geloofwaardig’, zegt de 33ste Algemene Vergadering (1983). Met vele anderen in de Kerk hebben de jezuïeten ontdekt dat zij het geloof niet kunnen verkondigen zonder zich voor de gerechtigheid in te zetten en daarbij ook de structurele oorzaken van hedendaagse onrechtvaardigheden te ontdekken en te bestrijden.

De enorme tegenstelling tussen arm en rijk, tussen honger en overdaad, tussen verschrikkelijk gebrek en waanzinnige luxe is wellicht het grootste schandaal van onze tijd. Zonder inzet voor de gerechtigheid is religieuze armoede bloedeloos en geloofsverkondiging wereldvreemd. En als de jezuïet niet probeert zelf arm te leven, is zijn inzet voor de gerechtigheid schijnheilig. Toch laat de religieuze armoede zich niet reduceren tot een sociaal program. De kern is te vinden in de ontvankelijkheid voor God die zich aan ons wil geven. Materiële rijkdom kan gemakkelijk tot zelfgenoegzaamheid leiden en zo de openheid voor Gods genade afzwakken. In de bijbel zijn de armen de invalspoort van Gods genade. In deze traditie staan de religieuzen van alle eeuwen, ook de Sociëteit van Jezus.

Piet van Breemen sj