Gezonden door de Sociëteit ? Wel, let dan op drie zaken.

Wie door de Sociëteit gezonden wordt om te werken in de wijngaard van Christus moet drie zaken goed voor ogen houden. Deze hebben betrekking op hemzelf, op de medemens met wie hij omgaat, en op het hoofd en het hele lichaam van de Sociëteit waar hij lid van is.

Lees verder

Wie door de Sociëteit gezonden wordt om te werken in de wijngaard van Christus moet drie zaken goed voor ogen houden. Deze hebben betrekking op hemzelf, op de medemens met wie hij omgaat, en op het hoofd en het hele lichaam van de Sociëteit waar hij lid van is.

Vooreerst hemzelf.

“Men zal er op toezien dat men de eigen ziel niet vergeet, terwijl men bezig is met anderen. Men mag zich nooit de geringste fout veroorloven, ook al is het voor het geestelijk welzijn van heel de wereld, zich zelfs niet aan het gevaar blootstellen een fout te begaan. Daarom is het nuttig geen al te frequente relaties te onderhouden met personen van wie te vrezen valt dat zij een gevaar zouden kunnen betekenen, en het contact ermee steeds in het openbaar laten doorgaan. Men zal geen aandacht schenken aan hun uiterlijk voorkomen, ze ook niet bezien als mooie of beminnelijke schepselen, maar als beeld van God, gewassen in het bloed van Christus, en tempel van de Heilige Geest.

Om zich veilig te stellen tegenover het kwaad, en om een deugdelijkheid te bereiken waarvan het hoge gehalte het mogelijk maakt ook andere mensen op een vruchtbare manier naar zich toe te halen, zal het nuttig zijn elke dag enkele ogenblikken vrij te houden, om zijn geweten te onderzoeken, om te bidden en om de sacramenten te ontvangen.

Men zal ook de passende zorg besteden aan zijn gezondheid en aan zijn lichaamskrachten.”

Ten tweede : onze medemensen.

“Wij moeten weten met wie wij omgaan. Daar wij onmogelijk met iedereen kunnen omgaan, zullen wij het doen met die mensen voor wie het vruchtbaarder kan zijn. Diegenen bij voorbeeld die in grotere nood verkeren, of zij die door hun gezag, door de leer die zij verkondigen en door de goederen die zij bezitten een belangrijke plaats bekleden, of nog zij die zich apostolisch kunnen inzetten. In het algemeen gesproken zij voor wie de aangereikte hulp het mogelijk maakt anderen te helpen, tot Gods eer.

Wat het betuigen van liefde betreft dat ons bezig houdt, zullen wij, boven al het andere, de voorrang geven aan die taken waarvoor wij speciaal gezonden werden. Daarbuiten gaat onze voorkeur steeds naar het betere. Hiermee bedoel ik dat geestelijk werk voorgaat op het lichamelijke, dringend werk op het minder dringende, dat werken die een universele draagwijdte hebben de voorkeur moeten krijgen op het meer particuliere, en wat blijvend is op het voorbijgaande. Alles kunnen we toch niet doen. Laten wij voor ogen houden dat het niet volstaat om aan iets te beginnen, maar dat goede en liefdevolle werken zoveel mogelijk voltooid moeten worden en verder gezet.

Wat de middelen aangaat die wij aanwenden moeten wij zelf zien of wij, buiten het goede voorbeeld en het gebed van verlangen, eerder werken langs het verzoeningssacrament om, langs de Geestelijke Oefeningen, langs geestelijke gesprekken, ofwel of wij beter de catechismus aanleren, of lessen geven in de Heilige Schrift, of preken. Kunnen wij al deze middelen niet hanteren, dan kiezen wij die waarvan wij menen dat ze beter zullen werken, en waarvan wij ons ook gemakkelijker bedienen.

Wij zullen erop letten dat onze werkwijze gezond blijft. Wij zullen nederig genoeg zijn om onderaan te beginnen, en ons niet inwerken in te hoogdravende ondernemingen, tenzij wij er toe geroepen worden of opgeëist, of de onderscheiding aantoont dat het beter is om andersom te werk te gaan, rekening houdend met de omstandigheden van tijd en plaats, en met de personen. Deze onderscheiding staat steeds boven elke regel.

In dezelfde zin zullen wij trachten de welwillendheid te winnen van de mensen met wie wij te doen hebben, door hun, eerlijk, daadwerkelijk en hartelijk, onze eigen welwillendheid te betuigen. Wij zullen ook hun vertrouwen zien te winnen en ons met heilige omzichtigheid aan iedereen aanpassen. Het is op de eerste plaats de ingeving van de Heilige Geest die ons aanspoort deze houding aan te nemen. Niettemin moeten wij, mensen, hieraan meewerken door over alles na te denken en alles zorgvuldig na te gaan. Daarom zullen wij, in het gewetensonderzoek dat wij reeds vermeldden, ook deze aandachtspunten voor ogen nemen. Het is trouwens goed dat men daar, op elk ogenblik van de dag, kan op terugvallen. In gewetenskwesties en bij vragen die onze geest niet kan ophelderen, of waarvoor de oplossing niet duidelijk is, zal men erop letten geen weinig gegronde antwoorden of oplossingen aan te brengen. Deze moeten voorafgegaan worden van het nodige onderzoek en de nodige reflectie.”

Ten derde : het hoofd en het lichaam van de Sociëteit

“Wij zullen ons laten leiden door onze Overste en hem op de hoogte brengen van al wat hij dient te weten. Wij zullen ook gehoorzamen aan al wat ons wordt opgelegd.

Wij dragen zorg voor de verbreiding van de goede naam van de Sociëteit, en dat haar ter ere van God alle mogelijke hulp geboden wordt, vooral voor de stichting van de colleges, wanneer zich daartoe een gemakkelijke gelegenheid voordoet.

Wij zullen ook op zoek gaan naar goede kandidaten voor de Sociëteit, zoals onderlegde of zeer ondernemende mensen, of ook jongeren zo deze een aangenaam voorkomen hebben, als zij gezond en verstandig zijn, en aangetrokken tot het goede, en wanneer zij verder geen beletselen vertonen.

Ignatius