Ignatius vertelt – over de haalbaarheid van het evangelie

Ik hoop dat ik jullie niet begin te vervelen als ik jullie voor de zoveelste keer schrijf dat de ontmoeting met Jezus en zijn Blijde Boodschap mijn leven ondersteboven heeft gekeerd, en niet alleen mijn leven, maar ook dat van het groepje vrienden dat ik in Parijs bijeen had gebracht. Jezus' boodschap van liefde en gerechtigheid liet ons geen rust meer. Heel ons leven zou in het teken staan van die heel-makende aanwezigheid van God tussen de mensen. Mét de ontdekking van die God van Jezus Christus werd ons een enorme gedrevenheid gegeven. Niets zou ons nog tegenhouden. Die gedrevenheid zou ons nooit meer loslaten. Het evangelie werkte als een sterke magneet, en wij, wij hadden er alles voor over. Het klinkt allemaal heel idealistisch, en dat was het ook.

Lees verder

Ik hoop dat ik jullie niet begin te vervelen als ik jullie voor de zoveelste keer schrijf dat de ontmoeting met Jezus en zijn Blijde Boodschap mijn leven ondersteboven heeft gekeerd, en niet alleen mijn leven, maar ook dat van het groepje vrienden dat ik in Parijs bijeen had gebracht. Jezus' boodschap van liefde en gerechtigheid liet ons geen rust meer. Heel ons leven zou in het teken staan van die heel-makende aanwezigheid van God tussen de mensen. Mét de ontdekking van die God van Jezus Christus werd ons een enorme gedrevenheid gegeven. Niets zou ons nog tegenhouden. Die gedrevenheid zou ons nooit meer loslaten. Het evangelie werkte als een sterke magneet, en wij, wij hadden er alles voor over. Het klinkt allemaal heel idealistisch, en dat was het ook.

We hebben echter moeten leren aanvaarden dat we, hoe goed onze bedoelingen ook waren, toch ook nog altijd ver van het ideaal verwijderd bleven. Hoezeer het evangelie ons ook aansprak, we moesten nog leren welke de concrete stappen waren die wij konden zetten in de beleving van ons ideaal. Telkens opnieuw moesten we zoeken hoe die gedrevenheid hier en nu gestalte kon krijgen in haalbare projecten, of het nu ons persoonlijk leven betrof of het leven van onze vriendengroep. Er waren geen pasklare antwoorden, geen algemeen geldende oplossingen die voor iedereen altijd en overal van toepassing zouden zijn.

In mijn Geestelijke Oefeningen heb ik een aantal richtlijnen bij elkaar gebracht die kunnen helpen om je leven op Christus te ijken. Door langdurig en intens naar Jezus te kijken kom je God op het spoor in zijn leven én ontdek je hoe die God van Jezus ook een spoor trekt in je eigen leven. Al biddend wordt het je gegeven enige helderheid te krijgen over de weg die God met je wil gaan. Niet dat je dan onomstotelijk zou weten wat je vandaag en morgen precies moet doen – je bent bij God niet voorgeprogrammeerd ! Maar je kunt wel gaan inzien hoezeer het leven en de levenswijze van Jezus ook voor jouw leven de leidraad kan zijn die je tot volheid van leven brengt. Maar er is nog meer. Je kan ook leren onderscheiden wat je op die weg helpt en welke ervaringen je van die weg afbrengen, zodat je met kleine stapjes toch stilletjes het ideaal iets meer nabij komt. Over dat 'onderscheiden' van wat je al dan niet op de goede weg houdt,schrijf ik later nog wel uitvoeriger.

Maar ook als groep hebben we moeten leren onderscheiden wat ons te doen stond. Ik heb nooit geweten dat wij een of andere strategie zouden gehad hebben waardoor wij onze zending haarfijn op voorhand konden uitstippelen. We waren gedreven mensen die zich wilden inzetten voor het Rijk Gods tussen de mensen. Maar om te weten hoe wij dat mooie evangelische ideaal bij de mensen zouden brengen, moesten we telkens opnieuw kijken naar de concrete situatie en onderzoeken welke de echte noden van de mensen waren. We moesten evenzeer rekening houden met ónze mogelijkheden : in het begin waren we niet zo talrijk en bovendien waren we erg verschillend van elkaar. Er kwam veel overleg en gebed bij te pas.

Uit ervaring hebben we een aantal criteria verzameld die ons konden helpen in dat zoek- en beslissingswerk. In het zevende deel van de Constituties van de Sociëteit van Jezus – de leefregel van de jezuïeten – vind je die criteria bij elkaar. Ik wil er graag enkele vermelden. Het kan je een idee geven van hoe onze groep met dat evangelisch ideaal is omgegaan.

Naar welke plaatsen zouden wij, jezuïeten, moeten worden gestuurd ?  Waar de nood het grootste is, of waar de kans op een grotere apostolische vruchtbaarheid duidelijk is, of bij 'multiplicatoren' – mensen die wat ze aan geloofsverdieping meekrijgen op hun beurt aan anderen doorgeven, of waar wij verplichtingen hebben (b.v. tegenover onze weldoeners), of waar mensen een negatieve dunk over ons hebben (om het tij zo mogelijk te doen keren), enz.

Welk soort werk zouden de jezuïeten daar dan bij voorkeur moeten doen ?  Liever geestelijk dienstwerk dan materiële ondersteuning, tenminste als beide niet tegelijk mogelijk zijn (waar onze voorkeur naartoe ging), eerder dringende noden dan zaken die gemakkelijker konden wachten, liever die werken die niemand anders doet of wil doen, eerder een zending die veel mensen bereikt dan weinig, liever een werk dat structureel een zekere duurzaamheid waarborgt dan eenmalige activiteiten, enz.

Wie moet er gezonden worden ?  Hoe belangrijker de zending, hoe beter je moet uitkijken wie je zendt. Je hebt iemand anders nodig voor een zending die meer geestelijke ervaring of intellectuele ontwikkeling vergt dan voor een opdracht die een zware fysische inspanning vraagt. Gaat het om preken voor een volle kerk, dan heb je andere mensen nodig dan voor beleidsopdrachten op het vlak van een bisdom b.v. Een ander criterium is, dat je best niemand alleen eropuit stuurt, maar liefst met twee of meer. En dan moet je ook nog goed uitkijken wie je met wie laat gaan : is de ene vurig en ontstuimig, laat dan de andere omzichtig en behoedzaam zijn, enz.

Meestal waren het verschillende criteria samen die de doorslag gaven om dit of dat te doen. Een voorbeeld : het heeft verschillende jaren geduurd vooraleer we met ons eertse college begonnen. Welke criteria hebben ons geholpen om in 1548 toch maar met opvoeding en onderwijs te beginnen ?  Onze eerste opzet was en bleef : onze tijdgenoten meer inhoud en diepgang geven aan hun geloof. Zouden de kinderen geen goede 'multiplicatoren' zijn om zo'n geloofsverdieping te bereiken ?  Zij zouden op de eerste plaats hun ouders kunnen motiveren om ook iets aan hun geloofsleven te doen… Bovendien heeft een school een duurzaam karakter, je werkt er op lange termijn. Maar de idee om een college te beginnen kwam niet van ons, maar van de vice-koning van Sicilië, een grote weldoener van onze jonge Orde. We hadden dus verplichtingen tegenover hem. Het eerste jezuïetencollege werd dan ook in Messina op Sicilië geopend. En in 1548 waren we met voldoende jezuïeten om een heel team van leraren naar Messina te zenden. En toen was het hek van de dam : van overal in Europa kwamen vragen om een college te beginnen. Dat het niet eenvoudig was om op al die vragen in te gaan, kan ik je verzekeren !

IGNATIUS