Wouter Blesgraaf sj vertelt over zijn “regentie”

Een Nederlandse jezuïet ontdekt de vluchtelingenwereld en België

Lees verder
Wouter Blesgraaf sj vertelt over zijn "regentie"

Een Nederlandse jezuïet ontdekt de vluchtelingenwereld en België

De voorbije twee jaar heeft Wouter Blesgraaf sj, jezuïet in opleiding zijn “regentie” gedaan. In onderstaand getuigenis, reflecteert hij over zijn ervaring als Nederlandse jezuïet in Brussel, in België, bij de Jesuit Refugee Service en ingebed in een gemeenschap van de Waalse jezuïeten.

Sinds september 2011 heb ik twee jaar voltijds voor Jesuit Refugee Service Belgium (JRS-B) gewerkt. Toen ik begon, stond Christophe Renders SJ nog aan het roer. Met zijn jarenlange toewijding, een enorme kennis van juridische zaken en van het maatschappelijk middenveld en zijn charisma had hij een grote uitstraling. Onder zijn vleugels was dit dus een ideale tijd om mijn werk te beginnen. Na enkele maanden werd hij naar Tsjaad en later de Centraal-Afrikaanse Republiek uitgezonden, wat aangeeft hoezeer JRS een internationale en flexibele organisatie is.

Een reeks gevangenissen

Waaruit bestond mijn werk ? Eerst en vooral het bezoek aan de zogeheten ‘gesloten centra’. Achter dit eufemisme schuilt een reeks gevangenissen voor mensen die geen misdaden hebben gepleegd. Deze centra van administratieve – géén strafrechtelijke ! – opsluiting herbergen drie categorieën mensen : asielzoekers aan de grens, net aangekomen per vliegtuig ; personen van wie om verschillende redenen de toegang tot het Belgische grondgebied geweigerd is ; en tenslotte de « sans papiers » oftewel mensen zonder papieren. In het centrum dat ik bezoek, in Brugge, worden vrijwel alleen mensen uit de laatstgenoemde groep opgesloten. Dit zijn mensen die jarenlang (drie, vijf, soms zelfs twintig jaar) in België hebben gewoond, die er hun leven hebben opgebouwd, inclusief partnerrelaties, maar die geen verblijfsstatuut (meer) hebben. Ze komen uit de vier windstreken : Congo, Afghanistan, Guinee, Marokko, het voormalige Oostblok maar vooral uit Antwerpen en Brussel, soms vlakbij waar ik woon.

Machteloos

En wat doe ik dan? Als detentiebezoeker bezocht ik de mensen één dag per week, eerst in een aparte spreekkamer maar na een jaar ook in de verblijfszalen. Ik luister, leg uit en discussieer met een tiental onder hen. De totale bevolking is er meestal tussen 80 en 90 mensen. Omdat ik noch advocaat, noch sociaal assistent noch arts ben, is er heel vaak niet veel dat ik voor hen kan doen. Trouwens, zelfs het meenemen van iets te eten of een bloemetje is strikt verboden, vanwege veiligheidsredenen. Je ziet: ik kom machteloos aan in een detentieomgeving waar de «bewoners», die soms niet de Belgische landstalen of Engels spreken, dicht opeen leven en in slaapzalen van 16 of 20 mensen. Ik deel het gevoel van machteloosheid van de gedetineerden, wat niet gemakkelijk is.

Toch is het bezoeksrecht van vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld in de gesloten centra belangrijk, omdat zelfs journalisten er niet binnen mogen komen. JRS-B voelt zich geroepen om deze moeilijk te verteren werkelijkheid aan de burgers te vertellen. Daarom geven we ook getuigenissen op scholen, meestal jezuïetencolleges. Ik had vaak het gevoel dat dit bewustmakingswerk het belangrijkste werk is dat we kunnen doen.

Een Nederlander ontdekt België

Als Nederlander ben je al snel geneigd om te denken dat je België kent vanwege de nabijheid en enkele vakanties… tot je je er permanent komt vestigen en je beseft hoe verschillend de mentaliteit is vergeleken met Nederland. Brussel is dan weer heel anders dan Vlaanderen of zelfs Wallonië. Hoofdstad van België, van Europa èn van Vlaanderen, historische hoofdstad van het hertogdom Brabant en gastronomische hoofdstad… Er zijn dingen te vinden over de geschiedenis van mijn geboortestreek (provincie Noord-Brabant) en Nederland uit de tijd dat de Lage Landen nog verenigd waren. Om nog maar te zwijgen over de overeenkomsten tussen het dialect waarmee ik ben opgegroeid en het “Brusseleir”. Brussel is officieel tweetalig maar in de praktijk overheerst het Frans en beheerst lang niet iedereen het Nederlands, dus het was voor mij niet altijd duidelijk wanneer ik Nederlands kon spreken en wanneer niet. Tot mijn verrassing heb ik in Brussel ook geleerd om de bijzonderheid van het Nederlands en het Frans te leren waarderen.

De vele Europese ambtenaren en nakomelingen van onder andere Marokkaanse en Congolese migranten kleuren het straatbeeld, zozeer dat ik regelmatig de indruk had dat haast iedereen een migrant is in Brussel. Een Waalse kennis die jarenlang in het buitenland heeft gewoond, zei me dat ook Walen zich in den vreemde voelen in de hoofdstad van België. Mijn communauteit, die tot de Waalse jezuïetenprovincie behoort, heeft me enorm geholpen om in Brussel te ankeren. Iedere avond kwam onze kleine communitas ad dispersionem samen rondom de Mis en een avondmaal. Verder vormde mijn kerkgang in een multiculturele parochiekerk Sint-Joost een grote verrijking voor me op menselijk en spiritueel vlak.

Angstig gebed

Ook heb ik door mijn contacten met vluchtelingen mijn geloof verdiept. Gerechtigheid, oordeel, verrijzenis, hel/ dodenrijk, pelgrimstocht, ballingschap en Maria Boodschap : ik zie en bid ze niet meer op dezelfde manier als vroeger. In het bijzonder de psalmen, met hun gespannen angstige gebeden van verlaten en bedreigde mensen en hun roep om de tussenkomst van God, hebben voor mij een ongedachte actacualiteit gekregen. Zo leerde het getuigenis van een Afrikaanse vrouw me na een tijdje om Psalm 149 en de Verrijzenis anders te bezien. Ik kan me ook niet meer een geloof zonder gerechtigheid voorstellen.
Ik kan niet anders dan heel dankbaar zijn tegenover God en tegenover al die mensen die God me heeft laten ontmoeten.

Wouter Blesgraaf sj