Interview met Ziad Hilal sj, Syrische jezuïet in Homs
Interview met Ziad Hilal sj, Syrische jezuïet in Homs
De stad is in tweeën gedeeld, deels gecontroleerd door de oppositie en deels door regeringstroepen. Wij zijn er met drie jezuïeten. Een Syrische medebroeder en ik werken vanuit de katholieke parochie in het stadsdeel dat in handen is van de regering. De Nederlandse pater Frans van der Lugt woont in zijn eentje in het centrum van de oude stad, dat nu al twee jaar belegerd wordt en door de oppositie wordt gecontroleerd. De bevolking waagt er zich niet naar buiten, want er is nog geen staakt-het-vuren. In onze parochie daarentegen kunnen we gewoon ons werk voortzetten. Onze kerk zit ’s zondags afgeladen vol, ook al kwam er al een granaat op terecht en explodeerde in de buurt een bomauto. Toch willen onze mensen blijven. Er zijn zelfs parochianen die aan het begin van de oorlog op de vlucht sloegen, maar die intussen terugkeerden. Het leven gaat opnieuw zijn gebruikelijke gang. Mensen gaan uit werken en naar de markt, al waagt niemand zich na zonsondergang buiten. In Aleppo is het erger: er is geen brandstof en geen elektriciteit.
Het is niet makkelijk een homilie te brengen waarin je hoop uitspreekt. Aan mijn confrater zei ik al meermaals dat ik geen woorden voor de zondagse homilie vond. Enkele weken geleden werd ik bij een jongeman in het ziekenhuis geroepen die bij een bomaanslag zijn rechterbeen had verloren. Hij was pas teruggekeerd uit Libanon om zijn familie in Homs te bezoeken. Wat moest ik hem zeggen? Hij vertelde me dat, toen hij de lucht werd in geslingerd, hij Jezus had aangeroepen en vervolgens onophoudelijk had gebeden. Zijn familie huilde, maar hij niet. Hij drukte me integendeel op het hart dat hij nu overtuigd was dat God zijn volk nooit in de steek laat. In de zondagsmis heb ik over die jongen verteld.
Die risico’s zijn inderdaad tastbaar. Laatst reden we met enkele jongeren in een auto van de parochie richting Libanon, over wegen die zogezegd veilig zijn, toen plotseling een kogel insloeg in de wagen. Een verdwaald projectiel? Een sluipschutter die het op ons had gemunt? Drie weken geleden was ik bij een gezin waar de vader twee jaar geleden werd ontvoerd. De dochter is zwaar getraumatiseerd en heeft dringend nood aan psychologische begeleiding. Bij wie kan ze terecht?
Het is dus begrijpelijk dat velen overwegen alsnog te vluchten en een visum voor het buitenland proberen te pakken te krijgen. Daarentegen ken ik Syriërs met een Amerikaans paspoort die desondanks weigeren te emigreren. In Aleppo ontmoette ik een jonge vrouw die daar in uiterst gevaarlijke omstandigheden koppig blijft lesgeven. Voor zulke mensen heb ik veel respect. Veel christenen, gewone mensen overigens, weigeren de grond te verlaten waarop ooit de apostelen leefden en werkten.
Als Kerk moeten we de mensen, ongeacht of ze christen of moslim zijn, nabij zijn en blijven. Maar drie jaar lang geweld en onveiligheid moeten doorstaan, is slopend. Pater Frans, de overste van onze jezuïetengemeenschap, bemoedigt ons steeds als we hem aan de lijn krijgen. Voor mij is hij een voorbeeld: een buitenlander die ondanks alles bij zijn mensen in Syrië blijft. Wat moet ik, een Syriër, dan doen? Aan de telefoon vertelt hij steeds grapjes en vraagt hij uitgebreid hoe ik het stel, terwijl zijn levensomstandigheden veel zwaarder zijn dan de mijne. Ze zitten er ingesloten. In de belegerde wijk leeft hij met een kleine groep achtergebleven christenen zoals in de tijd van de apostelen. Ze delen alles en bidden veel. Pater Frans brengt ons een boodschap van liefde en hoop. Syrische jongeren plaatsen zijn foto op hun Facebookprofiel. Voor mij is hij de goede herder. Hij laat zijn kudde niet in de steek. Voor velen is pater Frans de belichaming van Christus. Hij werd onlangs 76, maar dat zullen we vieren als alle ellende voorbij is.
Neen, zij zitten in het noorden van het land. Die jongeren zullen terugkeren als ervaren killers. Ze zijn gekomen om oorlog te voeren. Waarom laat Turkije hen passeren? Wie bewapent hen? Ze moeten weg, zodat wij, Syriërs, onder elkaar naar een oplossing kunnen zoeken. Ons grootste probleem zijn onze eigen jongeren, die zwaar getekend zijn door de oorlog en die wegzinken in werkloosheid. In de naam van de vrede zullen we een zinvolle bezigheid voor hen moeten creëren.
Bij ons duurt Goede Vrijdag nu al meer dan drie jaar. Maar ik geloof, dus de verrijzenis komt eraan. Met Pasen zullen wij de vreugde en de vrede vieren, maar tegelijk neem ik een afwachtende houding aan. Wie zal de steen voor het graf wegrollen? Wie zal maken dat in ons land het licht terugkeert en de duisternis overwonnen wordt? Voorlopig ziet het er uitzichtloos uit. Er valt geen teken van ontspanning te bespeuren, laat staan van dialoog. Toch blijf ik vurig uitkijken naar de dag dat de wapens zullen zwijgen. En dat zullen ze!
Erik Desmet
Met dank overgenomen uit Kerk & Leven
NB: dit interview werd gerealiseerd enkele dagen voor de moord op pater Frans van der Lugt sj
Bekijk alle nieuwsberichten