De jezuïeten en China

ma 03 feb 2014 Jezuïeten / Kerk / Wereldwijd / Wetenschap /
De jezuïeten en China

Een nieuw boek van Benoît Vermander

Een nieuw boek van Benoît Vermander

Vanaf het begin van de Sociëteit tot op de dag van vandaag staat ons, jezuïeten, het beeld van China voor ogen. Franciscus Xaverius in Japan ontdekte China al vroeg als centrum van wijsheid en wetenschap. Peking is voor hem een heilige stad, een nieuw Jeruzalem. Sindsdien lijken jezuïeten China niet uit het oog te verliezen. Op de laatste Algemene Vergadering van de orde (2008) telt China als één van de vijf prioriteiten:

“China is van centraal belang geworden niet alleen voor Oost-Azië maar ook voor de hele mensheid. We willen onze respectvolle dialoog met dat volk voortzetten, in het besef dat China een belangrijke sleutelpositie heeft voor een vreedzame wereld en een groot potentieel om onze geloofstraditie te verrijken, daar velen onder zijn volk verlangen naar een geestelijke ontmoeting met God in Christus.” (35e Alg. Verg., decr.3, no.39)

Waar zou die voorkeur vandaan komen? Waarom is China voor ons een bijzonder “grensgebied”? Waartoe daagt vooral China ons uit? Die vraag beantwoordt Benoît Vermander s.j. in zijn boekje over Les jésuites en Chine (Lessius, 2012).

Xaverius ontdekt in Japan dat “heidenen” niet alleen een veelgodendom of een magische religie belijden. Ze kunnen ook, schijnbaar profaan, een diepe wijsheid koesteren. Zo leven er in China de volgelingen van Confucius, niet als boeddhistische monniken, maar als wijze geleerden, als mandarijnen. Had Xaverius al zijn outfit moeten veranderen om niet als pauper zijn leer te hoeven verkondigen, ook de grondleggers van de Chinamissie: de Italiaan Matteo Ricci, de Rijnlander Adam Schall en de West-Vlaming Ferdinand Verbiest tonen het gezicht van het Evangelie als niet-sacraal, bijvoorbeeld als verzorgde cartografie, astronomie of meteorologie. Al spoedig gaat de Sociëteit beseffen dat deze vrij spontane zwenking niet mag worden beschouwd als een verkoopstruc van evangelisten maar als een eerlijke poging tot dialoog, tot elkaar verstaan, tot elkaars taal. En dus zelfs als wezenstrek van de orde.

In de missie van China herkent de orde zichzelf: wie zijn wij? Waarom gaat het in onze spiritualiteit? Waar zijn de echte waarden en kunnen dus ook de diepste conflicten verwacht worden?

De eerste missie in China, van 1582 tot 1775, is dan ook ten onder gegaan aan die strijd rond haar modus procedendi, rond een beoogde en vaak bereikte dialoog tussen christendom en wereldse wijsheid, vriendengesprekken (zie G.O.54: “zoals vrienden met elkaar spreken”) en dus wederzijdse inculturatie. Humanisme in diepste zin. Landkaarten, storm op til, wiskunde, telescopen, een vertaling of een klokmechanisme zijn daarin de vectoren geweest. 

Behalve bijvoorbeeld de 34 delen Lettres édifiantes et curieuses zijn daarvan honderden boeken in het Latijn, Chinees, Portugees, Spaans of Frans getuige, maar ook al die in- en uitgevoerde Chinese en Europese producten, de initiatieven voor wetenschappelijke samenwerking en talloze vriendschappen. Zowel Europese filosofen der Verlichting als vertegenwoordigers van de Ming-cultuuur en (vanaf 1644) van het Mantsjoe-regime in China stelden zich open voor elkaars tradities, verwonderingen en rijkdommen. Zij blijven elkaar bevragen in wat hen verbond en in wat hen scheidde.

Niet iedereen erkende de waarde van de dialoog. Kritiek kwam niet slechts vanuit de missie van Japan en vanuit strijdbare monnikencentra in China zelf, maar ook van andere katholieke orden, vanuit in China nieuw gekomen naties als die van de Franse jezuïeten (na 1688), vanuit een groep plaatselijke zielzorgers en vanuit Europa. Die mensen prefereerden het volksgeloof van de parochiegemeenschappen en legden de nadruk op de sacramenten, devoties en goede werken. De spanning tussen de mandarijnen-jezuïeten aan het hof en wetenschap en de basiswerkers komt al aan het licht in 1627 op de conferentie van Jiading en zij is nooit helemaal verdwenen. En dat terwijl de eerste Chinamissie nooit meer dan 82 jezuïeten heeft geteld. Zou die strijd komen omdat het om een wezenlijk keuze ging?

En terwijl de twee partijen in de clinch lagen, volgden Europeanen met spanning. Want in Europa hielden Bossuet en jansenisten zich met soortgelijke problemen bezig: historiciteit van de Bijbel, rol van de godsbewijzen, cultus van de overledenen, keuze van de godsnamen … . Een nieuwe wereld opende zich, ook geestelijk. Zou er nog een andere echte godsdienst bestaan naast de christelijke? Zou er achter de christelijke vetes, achter de verpolitiekte moslims, achter de magie en het veelgodendom, achter het materialisme van het Westen nog een veel groter maar ook boeiender probleem liggen?

Vragen die in de 21e eeuw dringend toe zijn aan een antwoord en waar de Sociëteit met haar Oefeningen haar woord te zeggen heeft.  

Frans Kurris sj

Bekijk alle nieuwsberichten

Deel