Overweging van Mark Rotsaert sj nav het feest van de heilige Ignatius van Loyola
Overweging van Mark Rotsaert sj nav het feest van de heilige Ignatius van Loyola
Goede Vrienden,
Voor ons, jezuïeten, is dit feest van Ignatius van Loyola, een hoogfeest. Voor ons is Ignatius een grote heilige. Maar wat zeggen we daarmee? Dat zijn levensverhaal niet te evenaren is? Maar dat is waar voor elk mensenleven. We zouden ons ook de vraag kunnen stellen: wat voor een soort heilige hebben wij van hem gemaakt? Hij stierf te Rome in 1556, 65 jaar oud. Tot aan zijn heiligverklaring in 1622 en met het vooruitzicht op een heiligverklaring hebben sommige jezuïeten van Ignatius de perfecte heilige gemaakt, de heilige die de Kerk nodig had. Franciscus Borgias, de derde generaal overste, had aan pater Ribadeneira gevraagd een ‘officiële’ biografie over Ignatius te schrijven. Dat zou de Ignatius zijn die moest worden heiligverklaard.
Ondertussen circuleerden al kopieën van het levensverhaal van Ignatius – Het Verhaal van de Pelgrim – zoals hij het verteld had aan de Portugese pater Luis Gonçalves da Câmara, die toen minister was van het jezuietenhuis in Rome. Franciscus Borgias deed alle kopieën terug naar Rome komen. En uit het levensverhaal van Ignatius, werden alle jeugdzonden, zoals hij die in detail verteld had aan Gonçalves da Câmara, verwijderd… Ondertussen had dezelfde Gonçalves da Câmara tijdens het jaar 1555 een dagboek bijgehouden, waarin hij elke dag noteerde wat Ignatius deed en zei. Terug in zijn thuisland, Portugal, schreef Gonçalves een commentaar bij zijn dagboeknotities. In Rome werd men wat ongerust. De persoon van Ignatius kwam er al te menselijk uit: zijn sterke kanten maar ook zijn zwakke kanten, zijn minzaamheid maar ook zijn hardheid. Dat was natuurlijk niet zo goed met het vooruitzicht op een heiligverklaring… Pater Mercuriaan, de vierde generaal overste (een Belg), vroeg aan Gonçalves zijn werk zo vlug mogelijk te beëindigen en naar Rome op te sturen, want het was een bron van informatie over Ignatius. Maar eens in Rome aangekomen, verdween het Dagboek in de archieven, waar het samen met het Verhaal van de Pelgrim enkele eeuwen onbekend bleef.
En daar bleven ze, totdat op het einde van de negentiende eeuw de historische kritiek zijn intrede deed in de studie van de geschiedenis. Geleidelijk aan verdween de behoefte om van Ignatius een supermens te maken. Men kreeg oog voor zijn menselijke, soms al te menselijke kanten. Men ontdekte dat de Ignatius van na zijn bekering dezelfde Ignatius was als die van vóór zijn bekering. Zijn bekering had zijn karakter niet plots veranderd. Hij bleef dezelfde Ignatius, maar vanaf dat moment kreeg zijn leven wel een heel ander perspectief: geheel en al gericht op de grotere glorie van God, Ad Maiorem Dei Gloriam, en niet langer op zijn eigen eer. Zo was ook de bedoeling van Ignatius, toen hij zijn levensverhaal vertelde, alles behalve een lofzang over zichzelf te laten optekenen; hij wilde ermee tonen hoe God hem geleid had langs zovele kronkelwegen. Maar de eerste generatie jezuïeten aarzelde te geloven dat God recht schrijft op kromme lijnen !
Maar belangrijker dan zijn levensverhaal is voor ons de spiritualiteit die zijn leven en zijn geschriften aan de Kerk hebben nagelaten. Je kunt de ignatiaanse spiritualiteit op verschillende manieren omschrijven: een ‘mystiek van de dienst’, een weg om ‘God te zoeken en te vinden in alles’, een spiritualiteit van het ‘God liefhebben en dienen in alles’, een onderscheidingsproces om je leven te ijken op Jezus Christus, een weg om naar het voorbeeld van Ignatius ‘contemplatief in de actie te zijn’. Er is echter nog een ander aspect dat in de Constituties en in de Brieven van Ignatius vrij centraal staat, en misschien minder bekend is.
‘De juiste maat houden in alles’. Ignatius gebruikt daar het woord ‘moderación’ (moderatio) voor, maar ook het woord ‘mediocridad’. Dat laatste woord had al bij de Latijnse klassiekers een dubbele betekenis: het juiste midden houden, de juiste maat, het midden tussen twee extremen, de ‘gulden middenweg’ (Aurea mediocritas, Horatius); maar het kon ook betekenen: middelmaat, ondermaats, wat het vandaag meestal betekent. In de briefwisseling vanuit Rome wordt de gezondheid van Ignatius regelmatig beschreven als ‘ondermaats’ (mediocriter), maar wanneer het onze manier van doen betreft, gaat het steeds over het bewandelen van de middenweg.
Aan de scholastieken van Alcalá schrijft Ignatius (1543): In ons omgaan met anderen moeten we ons bescheiden gedragen; we moeten ons best doen om niet al te zeer met een droevig gezicht rond te lopen noch zwaar op de hand te zijn, maar we moeten er ook niet al te vrolijk of onstuimig bij lopen, maar, zoals Paulus zegt: Uw bedachtzaamheid (moderatio) moet bij alle mensen bekend zijn.
Aan de scholastieken van Coimbra, die overdreven in zware penitenties en langdurige gebedstijden, schrijft Ignatius (1547): Indien we de juiste maat niet weten te houden, gebeurt het wel eens dat het goede zich tot iets kwaads ontpopt en de deugd in ondeugd verandert. En daar kunnen verschillende nadelen uit voortkomen, die ons de verkeerde kant doen opgaan […]. Eén van die nadelen is dat we naast het kruisigen van de oude mens in ons ook de nieuwe mens kruisigen. En zo ondermijn je je gezondheid, waardoor je minder energie hebt om je in andere deugden te oefenen.
In een brief aan de Nederlandse jezuïet, Jasper Berze, missionaris en vice-provinciaal in India, schrijft Ignatius (1554): Indien u de zaken verkeerd aanpakt en dus veel te hard blijft werken, zijn daar minstens twee nadelen aan verbonden: het eerste nadeel is dat u – tenzij er zich een mirakel voordoet – niet in staat zult zijn om uw taak voort te zetten; want ofwel zal de dood er een eind aan maken, ofwel zal u zo ziek worden dat u verder niets meer kunt doen. Het tweede nadeel is dat als u zo hard blijft tegenover uzelf, u wel eens even hard zou kunnen worden ten overstaan van hen die u zijn toevertrouwd. Bovendien zou het kunnen dat alleen al uw voorbeeld anderen – vooral de besten – te hard van stapel zou doen lopen. Niets is zo belangrijk als de juiste maat in acht te nemen. [Als Ignatius die brief schrijft is Jasper Berze al 4 maanden dood!].
Dezelfde gulden middenweg geldt ook, volgens de Constituties, voor het aanvaarden van kandidaten: niet te veel, niet te weinig !
De richtlijnen die Ignatius ons voorhoudt om in het geestelijk leven en in ons omgaan met anderen in het apostolisch dienstwerk de juiste maat te houden, kunnen ook vandaag richtinggevend zijn. Wat de stelregel van Ignatius betreft in verband met het aanvaarden van kandidaten, kunnen we alleen maar hopen en bidden dat die in de Lage Landen ooit opnieuw van toepassing mag zijn.
Mark Rotsaert sj
Bekijk alle nieuwsberichten