Kardinaal Martini sj: “Ik voel de dood als nabij”

vr 01 jun 2012 Jezuïeten / Spiritualiteit /
Kardinaal Martini sj: "Ik voel de dood als nabij"

Carlo Maria Martini sj spreekt over zijn naderende dood

Carlo Maria Martini sj spreekt over zijn naderende dood

De emeritus aartsbisschop van Milaan, Carlo Maria Martini sj, 81 jaar oud en lijdend aan de ziekte van Parkinson, spreekt nalv de voorstelling van zijn geschriften over Paulus VI, over zijn naderende dood.

“Ziet u, ik denk na in de context van een aanstaande dood. Thans ben ik al aan de laatste wachtzaal aangekomen, of de voorlaatste…” Kardinaal Carlo Maria Martini sj spreekt met een zwakke stem maar glimlacht, “het was een daad van durf om een oude man uit te nodigen, die niet langer weet of hij zijn gedachten goed kan uitdrukken of op zijn benen zal blijven staan”. In het auditorium van de jezuïetenresidentie van San Fedele hoort men geen vlieg, de aanwezigen kijken met heldere ogen en de emeritus aartsbisschop stapt sereen. Hij is aangekomen steunend op een stok maar zijn blik en gedachten wankelen niet.

De zaal is vol voor de voorstelling van het boek “Paulus VI, geestelijk man”, een verzameling geschriften van Martini uitgegeven door de theoloog Marco Vergottini ( Istituto Paolo VI-Studium). Velen zijn buiten moeten blijven: de verwachtingen zijn even groot als de ontroering over de “terugkeer” van de kardinaal-bijbelgeleerde in Milaan, ook al is “padre Carlo” reeds enkele maanden geleden teruggekeerd uit Jerusalem en verblijft hij thans in het jezuïetenhuis te Gallarate. “Jullie talrijke blijken van goedheid, liefde en luister¬bereidheid, hebben mij gevormd als persoon en nu aan het einde van mijn leven, voel ik dat ik veel te danken heb aan jullie”. Hij glimlacht naar de gelovigen, alsof het een afscheid was. De tachtig jaar, Parkinson. En het thema van de dood, dat Martini in het boek met een uitdrukking van Dante “il duro calle – de harde weg” noemt. Als de acteur Ugo Pagliai de “gedachte aan de dood” van Paulus VI leest: “…bij het einde zou ik gaarne in het licht zijn…”, luistert de aartsbisschop met het aangezicht in de geopende handen. “Ik zou het niet zo schrijven. Het is te mooi, wonderbaar, lyrisch”, verklaart Martini. “Zoals ik in het boek opmerkte, vermoed ik dat Montini de tekst jaren eerder had geschreven, toen hij de dood wel als een dreiging voelde maar nog niet als nabij”.

Over zijn dood echter spreekt de kardinaal als nabij. Hier heeft hij Wittgensteinse accenten, de gedachten over de grens van het leven wordt een ondervraging over de grenzen van de taal, “wie in deze situatie is, zou zich eerder moeten voelen als door de woorden geslicht (scarnificato). Dit is voor mij een onopgelost probleem: hoe moet men een totaal negatieve werkelijkheid beschrijven met redelijke woorden die toch een positieve ervaring moeten uitdrukken: “de dood verwoorden”. Dit is een beschouwing die voor de kardinaal in de afgelopen jaren geleidelijk dringender geworden is. Verleden jaar, had hij de pelgrims in de Getsemani-basiliek in Jerusalem begroet met een aangrijpende lezing over de passie en de “angst” van Jezus, “het griekse woord agonia betekent strijd, conflict, diepgaande spanning”. Martini houdt niet van gemakkelijke troostreden. Zoals altijd vindt hij een manier “om tot de gelovige en de ongelovige in elk van ons” te spreken en bekijkt hij de “harde weg” rechttoe, rechtaan. Bij het “totale toeverzicht op God” van Montini schrijft hij in het boek, “ik voel mij zeer behoevend. Ikzelf, bijvoorbeeld, heb er tegenover God dikwijls over geklaagd dat hij stervend niet de noodzaak van het sterven heeft weggenomen. Het zou mooi zijn te kunnen zeggen: “Jezus heeft ook de dood in onze plaats op zich genomen. Gestorven zouden we naar het Paradijs kunnen gaan langs een fleurig pad”.

Integendeel, “God heeft gewild dat wij langs die harde weg die de dood is, gaan en de duisternis ingaan die altijd enigszins angstwekkend is”. Maar dit is het wezenlijke: “Ik ben weer tot rust gekomen bij de gedachte dat ik sterven moest als ik begrepen heb dat we zonder de dood nooit erin zouden slagen om een akte van volledig vertrouwen in God te stellen. Feitelijk hebben we in elke beslissende keuze altijd “nooduitgangen”. De dood, integendeel, verplicht ons om volledig op God te vertrouwen”. Dit is het onderricht van Montini, “voor mij was hij een beetje als een vader”. Omdat datgene wat men na de dood verwacht “een mysterie is” die een “volledig vertrouwen” vereist: “Wij verlangen om met Christus te zijn en ons verlangen drukken we uit met de ogen gesloten, blindelings, door alles in zijn handen te leggen”.

Gian Guido Vecchi, in Corriere della Sera, 3 oktober 2008

 

Bekijk alle nieuwsberichten

Deel