Over vissen, vriendschap en God vinden in Alaska

Over vissen, vriendschap en God vinden in Alaska

Bert Daelemans sj over laatste vormingsjaar als jezuïet

Bert Daelemans sj over laatste vormingsjaar als jezuïet

 

Bert Daelemans sj over zijn “derde jaar” in de USA en bij de Eskimo’s

Van januari tot mei 2017 beleefde ik vier ongelofelijke maanden te midden van de Yup’ik Eskimo’s in Alaska. Ik viste, maakte vrienden en vond God. Ik leerde opnieuw dat God te vinden is op de drempel van waar mensen wonen. Dat kwam vooral boven bij het begeleiden van rouwende families, die vaak de officiële Kerk de rug hadden toegekeerd. Iik vond geen woorden wanneer wij rond de opgebaarde overledene zaten, en moest vaak de drang weerstaan om op te springen en weg te gaan. Maar het net iets langer uithouden, daar waar mensen samen zijn, in stilte, bleek levensbelangrijk. Want het was niet ik die naar hen toekwam, maar de Kerk kwam hun drempel over, kwam bij hen thuis.

Hier, aan het sterfbed van oude Eskimo’s, ontdekte ik wat het is als priester in persona Christi te handelen. Vaak dacht ik terug aan de wortels van mijn roeping, waarvan de kiemen werden gelegd door missionarissen in Kameroen. Ik kwam er thuis bij eenvoudige mensen die leven van jacht en visvangst. Ik at aan hun tafel, joeg met hen op elanden, hing mijn vishaak naast de hunne in het ijs. Hen had ik nodig om te overleven in de toch wel onherbergzame natuur, voor de winter volledig vastgevroren. Voor mij was het een verlengde Beschouwing om liefde te verkrijgen [Geestelijke Oefeningen nrs 230-237]. Het ‘derde jaar’ of tertiaat is een schola affectus, een school voor het hart. Voor workaholics is het een bijzondere gelegenheid om te herbronnen, om zich te laven aan de Ene Bron van Leven, om terug te gaan, telkens opnieuw, naar de fundamentele antwoorden op het leven, en om rust te vinden in Gods omarming.

Vooraleer ik naar dat donkere, koude Noorden vertrok, beleefde ik met tien andere jongere jezuïeten tussen 40 en 60 jaar vier rustige maanden in het tertiaat van Portland, Oregon (USA). Het was een goede voorbereiding, vooral de dertigdaagse retraite, waarin de jonge Jezus heel prominent aanwezig was. De Gebroken Christus, dat polychroom beeld van Jezus op de koude steen dat nu in de Oude Abdij in Drongen staat, was de leidraad van de retraite, die heel mijn leven en heel mijn spiritualiteit opsomt. Dat beeld van een gebroken Jezus gaf mij de kracht om in Alaska te zijn, als priester bij mensen in hun gebrokenheid en vanuit mijn gebrokenheid, omdat Jezus gebroken brood wil zijn, ook vandaag nog. Zij kwamen voor alle sacramenten, maar ook om hun hart te luchten. Eenvoudige mensen. Wat een herademing was dat van mijn ordinaire academische leven!

In Mountain Village (800 bewoners, katholieken, protestanten en orthodoxen) en St Mary’s (400 bewoners, voornamelijk katholieken) is er geen priester permanent aanwezig. Het was dan ook een luxe om vier maanden lang met hen te zijn. Zij waren Kleopas voor mij, die door hun gesprekken de Verrezen Heer tegenwoordig stelden. Op de drempel van hun woonst; daar waar God woont. Daar, bij hen thuis, mocht ik leren hoezeer zij de priester in mij waardeerden, maar bovenal toch ook, die ik in die agayulirta (letterlijk: degene die voor hen bidt). Troost, ach troost mijn volk (Jes 40,1) was de eerste lezing van onze priesterwijding, waar bisschop De Kesel gelukkig zo op voortbouwde dat het sindsdien in mijn hart is gegrift. Door er te zijn voor mensen, met lege handen, ontvang ik wie ik ben door hen, van Christus. Daarom ben ik jezuïet. God zij dank.

Bekijk alle nieuwsberichten

Deel