Albert Slootmaekers sj

1814-1875
Broeder-architect

Albert Slootmakers

Vanaf 1546, vier jaar na haar stichting, kende de jezuïetenorde naast priesters ook lekenbroeders (‘coadiutores temporales’) in haar gelederen. Behalve voor taken in de praktische bedrijfsvoering van de huizen, bleek een groeiend aantal van deze broeders actief als architect en kunstenaar, niet alleen in Europa, maar ook en met name in de missiegebieden van Zuid-Amerika en Azië. Een viertal voorbeelden voor de Nederlanden laat dit zien. De Vlaming Pieter Huyssens bouwde in Maastricht de eerste barokkerk in de Nederlanden, de Amsterdammer Laurens Kooning had als ‘Lorenzo Rey’ een groot aandeel in de bouw van de kerk van San Pedro Claver in Cartagena (Colombia), zijn stadgenoot Theodorus Silling stichtte als zilversmid een atelier voor goudsmeden in Keulen, en de Vlaamse bloemenschilder Daniel Seghers slaagde erin om dankzij zijn contacten met het Huis van Oranje voor de jezuïeten in de Hollandse Missie meer faciliteiten te verwerven. Met de opheffing van de Sociëteit van Jezus door paus Clemens XIV in 1773 kwam een eind aan deze inzet van broeders als architecten en kunstenaars in de orde.

Vanaf 1546, vier jaar na haar stichting, kende de jezuïetenorde naast priesters ook lekenbroeders (‘coadiutores temporales’) in haar gelederen. Behalve voor taken in de praktische bedrijfsvoering van de huizen, bleek een groeiend aantal van deze broeders actief als architect en kunstenaar, niet alleen in Europa, maar ook en met name in de missiegebieden van Zuid-Amerika en Azië. Een viertal voorbeelden voor de Nederlanden laat dit zien. De Vlaming Pieter Huyssens bouwde in Maastricht de eerste barokkerk in de Nederlanden, de Amsterdammer Laurens Kooning had als ‘Lorenzo Rey’ een groot aandeel in de bouw van de kerk van San Pedro Claver in Cartagena (Colombia), zijn stadgenoot Theodorus Silling stichtte als zilversmid een atelier voor goudsmeden in Keulen, en de Vlaamse bloemenschilder Daniel Seghers slaagde erin om dankzij zijn contacten met het Huis van Oranje voor de jezuïeten in de Hollandse Missie meer faciliteiten te verwerven. Met de opheffing van de Sociëteit van Jezus door paus Clemens XIV in 1773 kwam een eind aan deze inzet van broeders als architecten en kunstenaars in de orde.

Na het herstel van de Sociëteit in 1814 verdween de vanzelfsprekende rol van architectuur en kunst in het leven van jezuïeten naar de achtergrond, zeker in Nederland. De enige uitzondering daarop vormt architect Albert Slootmaekers (1814-1875).

Albert Slootmaekers uit Breda, ingetreden te Drongen in 1842, is een broeder in de Nederlandse Provincie geweest, die door zijn technische competentie, praktisch als autodidact, de huizen van de orde onvervangbare diensten heeft bewezen en tegelijkertijd vele kosten heeft bespaard. Zich baserend op het werk van de invloedrijke architect Viollet-le-Duc ontwierp Slootmaekers voor de Nederlandse jezuïeten opleidingshuizen (noviciaten te Ravenstein en Grave; campagne Russendaal; theologaat Maastricht), colleges (Katwijk, Sittard), een seminarie (Culemborg) en een kerk (Maastricht). Daarnaast zijn er van zijn hand ontwerpen voor een moederhuis van zusters (Den Bosch) en een privé villa (Maastricht). Bovendien maakte hij twee altaartafels (Katwijk, Culemborg). De neoromaanse en neogotische gebouwen van Slootmaekers onderscheiden zich door stoerheid, die veel speelse elementen kent. Er is duidelijk sprake van een aantrekkelijke eclectische stijl.
Een aantal gebouwen van Slootmaekers is verloren gegaan door brand of afbraak (Ravenstein, kerk Maastricht, zusterhuis Den Bosch, Kleinenburg te Katwijk); andere zijn aangemerkt als Rijksmonument (Mariëndaal, Russendaal).

Paul Begheyn sj

Bekijk alle portretten

Deel