Daniël Seghers sj

1590 – 1661
Fenix der bloemenschilders

Daniel Seghers sj

1590 - 1661 Fenix der bloemenschilders

1590 – 1661
Fenix der bloemenschilders

De jezuïeten, die zich in dienst hadden gesteld van het rijk van God, gebruikten alle middelen die geschikt waren om dit doel te bereiken. Ook de kunst viel hieronder. Zij gaven kunstenaars opdrachten om kerken te bouwen en van schilderingen te voorzien. Als het kon waren zij ook zelf als architect of beeldend kunstenaar werkzaam. Vaak waren dit broeders, zoals Pieter Huyssens (1577-1637), de architect van de jezuïetenkerk in Maastricht (1606-1613) en van de huidige Carolus Borromeuskerk te Antwerpen (1617-1622), en Daniël Seghers.

Daniël werd op 5 december 1590 geboren in Antwerpen. Na de vroege dood van zijn vader, die ‘sydenlakkenkooper’ was, werd zijn moeder protestant en vertrok met Daniël naar de Noordelijke Nederlanden. We vinden hem in 1611 in Antwerpen terug, waar hij in de leer ging bij Jan Brueghel de Oude, de zogenaamde Fluwelen Brueghel, vermaard om zijn landschappen en bloemstukken. Onder invloed van zijn leermeester werd hij weer katholiek. In 1614 trad hij in bij de jezuïeten. Zijn werkzame leven heeft hij grotendeels in het Antwerpse professenhuis doorgebracht. Tussen 1625 en 1627 was hij met studieverlof in Rome. Uit die tijd dateert de ‘Triomf van de liefde’ in het Louvre, in Rome geschilderd voor kardinaal Ludovisi, later door Domenichino met engeltjes aangevuld.

Rubens

Seghers heeft hard en veel gewerkt. Zijn dag begon al om vier uur ’s morgens. Volgens de door hem zelf opgestelde ‘Cataloge van de bloemstukken die ik selfs met mijn hand heb geschildert’ bestaat zijn productie uit 239 schilderijen, meestal een Maria met kind of een heilige, en daaromheen een krans van bloemen. De centrale voorstellingen werden door collega’s geschilderd, de bloemen zijn van Seghers. Een dergelijke werkverdeling was niet nieuw. Zo staat een Maria met kind, omgeven door bloemen, op naam van Seghers’ leermeester en Rubens (München, Alte Pinakothek, 1620), waarbij de laatstgenoemde de figuren schilderde en Brueghel de bloemen. Seghers vernieuwde het genre door de bloemen te combineren met een geschilderde nis die door een andere schilder werd ingevuld. De stenen nis met de erbij behorende omlijsting, en de bloemen die rond de nis zijn aangebracht, zijn natuurgetrouw weergegeven.

Vondel

Vondel dichtte een ‘Bijschrift’ voor broeder Seghers, die hij de ‘Fenix der Bloemschilders’ noemde. In dit gedicht verwees hij naar de bedrieglijke echtheid van de bloemen:

‘Een bij kwam op zijn schilderij
en geur en kleuren aangevlogen,
en riep: Natuur, vergeef het mij:
dat bloempenseel heeft mij bedrogen.’

Kardinaal, koning, aartshertog …

Seghers was in zijn tijd al een bekende schilder. Hij ontving in zijn atelier kardinaal-infant Ferdinand (1635), aartshertog Leopold Willem (1648), de toekomstige koning Karel II van Engeland (1649). Ook Frederik Hendrik van Nassau toonde belangstelling. In 1645 liet hij navraag doen bij de Antwerpse jezuïeten, die antwoordden dat Seghers alleen werkte voor de eigen kerken en voor weldoeners van de werken van de Sociëteit. Toch kreeg hij een geschilderd bloemstuk. Als dank ontving de schilder een gouden rozenkrans, vergezeld van een gedicht van Constantijn Huygens, secretaris van de prins. In 1646 kreeg Frederik Hendrik een Maria met kind, omgeven door bloemen, thans in het Mauritshuis te Den Haag. Dit maal kreeg de schilder een gouden kruis, weer met een gedicht van Huygens.

Het jaar daarop stierf de prins. Zijn weduwe, Amalia van Solms, wilde haar overleden echtgenoot eren door in de centrale koepelzaal van Huis ten Bosch in Den Haag schilderingen te laten aanbrengen ter nagedachtenis en verheerlijking van haar man. Een aantal Hollandse en Vlaamse schilders werd gevraagd, waaronder ook Seghers, die overigens niet mee wilde doen, omdat hij Frederik Hendrik als vijand van de katholieke kerk beschouwde. Dit weerhield Amalia er niet van om, in 1651, Seghers nogmaals te benaderen, ditmaal om een schilderij te maken ter herinnering aan haar echtgenoot. Seghers deed haar een Piëta toekomen, omgeven door bloemen, thans in de Staatsgalerie Schloss Mosigkau te Dessau bewaard. Als dank kreeg de schilder een gouden schildersstok, ook ditmaal vergezeld door een gedicht van Huygens. In 1649 had Seghers voor Willem II een schilderij gemaakt, waarop hij een gouden palet met zes gouden penseelstokjes had gekregen. Al deze gouden geschenken werden in het professenhuis bewaard, totdat ze na de brand van de Antwerpse jezuïetenkerk in 1718 werden verkocht, aangezien er geld nodig was om de kerk te herstellen.

Ignatius

Boven werd melding gemaakt van werk van Seghers voor kerken van de eigen orde. In dit verband kan gewezen worden op een groot schilderij uit 1643 van Ignatius, omgeven door bloemen en engelen, thans bewaard in het Koninklijk Museum voor Schone  Kunsten te Antwerpen. Huygens, wiens naam al is gevallen, kreeg van Seghers een schilderij dat zich thans in het Mauritshuis bevindt.

Seghers schilderde het liefst bloemen in hun eerste frisheid. Het zijn geen veldbloemen, maar bloemen uit tuinen, ‘naar het leven’ geschilderd, zogezegd geplukt in de paradijstuin, die bovendien nog een symbolische betekenis kunnen hebben. Zo verwijzen rozen naar de liefde, de lelie naar zuiverheid en koningschap, de klaproos naar het lijden, de narcis naar de opstanding.

Bescheiden

Daniël Seghers moet een bescheiden mens zijn geweest. Jan Lievens heeft een portret van hem gemaakt, dat via prenten werd verspreid. Seghers zou zo veel mogelijk prenten hebben opgekocht om ze daarna te vernietigen. Gelukkig dat zijn bloemstukken in groten getale in verschillende musea bewaard zijn gebleven en nog steeds getuigen van zijn talent en zijn toewijding aan de doelstellingen van de orde waartoe hij behoorde.

Bekijk alle portretten

Deel