Elías López-Pérez sj

Theoloog

Elias López-Pérez sj

Over vergeving en vezoening in oorlogssituaties: "Buitensporig geweld vraagt buitensporige liefde"  

Over vergeving en vezoening in oorlogssituaties: “Buitensporig geweld vraagt buitensporige liefde”

 

Elías López-Pérez sj is assistent van de internationale directeur van de Jesuit Refugee Service (JRS) en werkt in de faculteit Godgeleerdheid van de K.U.Leuven aan een doctoraat over de rol van vergeving bij vredesopbouw. Hij werkte met vluchtelingen in Tanzania, Rwanda en Burundi. “Vluchtelingen stellen ons vaak de vraag: ‘Zijn wij door de wereld vergeten?’ Door onze tekens van verbondenheid, elke dag weer, kunnen wij helend werk doen.”

Is uw onderzoekswerk ontstaan vanuit de confrontatie met het leed van de vluchtelingen?

“In mijn werk staat het posttraumatische stress-syndroom centraal. Tijdens mijn licentiestudies theologie onderzocht ik hoe vergeving, een kernelement van de christelijke traditie, een instrument kan zijn om trauma’s te helen. Nu verfijn ik die benadering. In het bijzonder boeit mij de band tussen vergeving en vredeswerk, een plaats waar christenen in gesprek treden met andere vredesactoren, ook binnen de VN. In de vluchtelingenkampen werd ik met extreme trauma’s geconfronteerd. Dat betekent dat het trauma dermate diep ingrijpt dat het de slachtoffers van onrecht en geweld zelfs het vertrouwen in de mens ontneemt. Het wordt voor die mensen bijzonder moeilijk om hun leven opnieuw door de liefdesbedding te laten stromen. De christelijke inspiratie en spiritualiteit kunnen daar helend werken en bron worden van vergeving.”

Zijn die extreme trauma’s alleen het gevolg van interpersoonlijk geweld, of speelt structureel geweld ook een rol?

“Ook al komt het altijd neer op concreet menselijk geweld, structureel geweld speelt inderdaad een belangrijke rol. In een gesprek over migratie, corruptie en onheil in Afrika wees een Afrikaanse medebroeder mij er terecht op dat het Noorden door transnationale ondernemingen medeverantwoordelijk is voor heel veel geweld en dat dit geweld dus ook in belangrijke mate vanuit het Noorden moet worden bestreden. Dat heeft mij ertoe aangezet om in Europa, onder andere via het Europees parlement, mee te zoeken naar wettelijke instrumenten om de illegale exploitatie van grondstoffen in oorlogszones aan banden te leggen. Zo’n bindend internationaal wettelijk kader ontbreekt inderdaad nog altijd.”

Wat was de oorzaak van het geweld waarvan de vluchtelingen in de kampen slachtoffer werden?

“We kunnen spreken over etnisch geweld, versterkt door de hebzucht en de drang om natuurlijke rijkdommen te verwerven, maar het gaat evenzeer om machtswil. De oorzaken van geweld zijn complex. Extreem geweld breekt ook het intermenselijke vertrouwen af, versterkt onderling wantrouwen, en tast zo de culturele weerbaarheid van mensen aan. Sommige vluchtelingen in de kampen vertelden me over een avondgroet: ‘Ik wens dat de vlooien bijten waar ze het meest jeuk veroorzaken.’ Dan blijf je immers waakzaam, ook gedurende de nacht. Bij sommigen tast het wantrouwen zelfs de huwelijksband aan. Zoals die Hutuman die me zei: ‘Je kan beter een Hutu vertrouwen dan je eigen Tutsivrouw.’ Onder de invloed van geweld kan wantrouwen zo sterk worden dat zelfs de mooiste ervaringen die een cultuur – gelijk welke cultuur, waar ook ter wereld – aanreikt om over vriendschap en nabijheid te spreken, worden omgekeerd.”

Werkte dat geweld na tot in de kampen?

“Voor sommige vluchtelingen die een extreem trauma hebben ervaren, wordt vriendschap moeilijk of zelfs onmogelijk. Ze vertonen symptomen van angst en wantrouwen iedereen. Een extreem trauma kan het vertrouwen in de medemens zodanig schokken dat het gemiddeld een jaar duurt voor mensen daarvan herstellen.”

Hoe ziet u dan het herstel van het vertrouwen gebeuren?

“In wezen gaat het over verbroken verbondenheid: mensen zijn zo gekwetst dat ze zich niet meer kunnen of willen binden. De misdaad vernietigt het vermogen om lief te hebben. Zo ontstaat ook onvrede, haat, spanning. Vandaar dat ik met paus Johannes Paulus II zeg: ‘Geen vrede zonder gerechtigheid. Geen gerechtigheid zonder vergeving.’ Die vergeving bestaat erin dat het vertrouwen en de gebroken liefde worden hersteld en de mens opnieuw de mogelijkheid en bereidheid ontwikkelt om lief te hebben. Dat kan alleen door een overmaat aan geven – meteen ook de etymologische verklaring van ver-geven, par-don: in overvloed geven, gratis, belangeloos.”

Wat is het verschil tussen vergeving en verzoening?

“Dat is een moeilijke vraag omdat die begrippen op veel manieren worden gedefinieerd. Het is trouwens ook interessant om die verscheidenheid te behouden, want dan kunnen begrippen elkaar bevruchten. De term ‘verzoening’ ontmoet je bijvoorbeeld vaak in VN-teksten over reconstructie of heropbouw. Reconstructie is dan als de hardware van een computer, verzoening de software. Zuid-Afrika bijvoorbeeld kende zijn ‘Truth and Reconciliation Commission’, die het vertrekpunt vormde voor de heropbouw van het land. Pas als vrede en heropbouw een stevig fundament hebben in verzoening, zijn ze duurzaam.”

“Verzoening benadrukt vooral de gemeenschap, terwijl vergeving meer naar de interpersoonlijke relaties verwijst en meer ‘unidirectioneel’ is: vergeving betekent dat het slachtoffer aan de dader vergiffenis – pardon – schenkt, een buitensporig geschenk. Vergiffenis beweegt zich in de paradox van het gratis geven en de voorwaarden voor het geven. Een religieuze context benadrukt ook het verticale karakter van vergeving. Uiteindelijk vergeeft God en wij zijn kanalen van zijn vergeven. Verzoening wordt eerder met de openbaarheid en dus met cultuur en maatschappij geassocieerd. Maar ondanks alle verschillen benadrukken vergeving en verzoening beide herstel van vertrouwen nadat verbondenheid werd verbroken. In de context van vredesopbouw en conflictwetenschappen werd het begrip ‘verzoening’ als het ware geseculariseerd; nu ontdekt men langs de psychologie dat vergeving belangrijk is bij traumabehandeling. Zo werd het ook mogelijk om te spreken over de politieke dimensie van vergeving.”

Hoe kan bijvoorbeeld Jesuit Refugee Service de bereidheid tot vergeving en verzoening laten groeien?

“Jesuit Refugee Service (JRS) voert drie werkwoorden in het vaandel. Wij begeleiden of vergezellen mensen, wij dienen en wij verdedigen ze. Vluchtelingen wijzen er ons op dat het feit dat wij in de kampen bij de vluchtelingen blijven, verschil maakt. Veel ngo’s leveren hulp, organiseren gezondheidszorg en onderwijs; bij JRS waarderen de vluchtelingen bovendien dat wij met hen het brood delen – cum-panis -, of een biertje blijven drinken. Zij ervaren het als waardevol dat we hen bij naam kennen, en dat we samen activiteiten ondernemen. Wij proberen zo nabij te zijn dat er wederzijds vertrouwen kan ontluiken en groeien.”

“Zo zijn wij vaak goed op de hoogte van wat er zich afspeelt in kampen of van de gevoelens die er heersen. Wij beogen daarbij de integrale zorg voor de volheid van het leven. Vluchtelingen stellen ons vaak de vraag: zijn wij door de wereld vergeten? Bekommeren de wereld en a fortiori de christenen zich wel om ons? Door onze tekens van verbondenheid, elke dag weer, begint iets nieuws te groeien en kunnen wij helend werk doen, want zo bezoeken wij hen als het ware in hun hart, zoals ook zij ons in het hart bezoeken.”

Hoe werkt u concreet aan vergiffenis en verzoening ?

“Ons werk bestaat vooral uit het vertellen van en luisteren naar verhalen, en uit sociale activiteiten. Luisteren, luisteren en nog eens luisteren is onze opdracht. Daarom blijven wij daar. Daders onder de vluchtelingen willen vaak vertellen over wat hun geweten belast. Zo kwam iemand bij mij die bekende drie mensen te hebben vermoord en zocht naar vergeving. In zo’n geval moet iemand eerst en vooral zijn verhaal kunnen vertellen, en uitdrukken wat hij heeft gedaan. Dus gingen we in gesprek en bespraken we ook hoe hij dacht ooit vergiffenis te zullen kunnen krijgen. Zo kwamen we op het spoor van een engagement voor jongeren zonder perspectief.”

“Mensen die geweld hebben gepleegd, kunnen proberen het aangerichte kwaad te herstellen door dienst aan de gemeenschap en in het bijzonder aan de zwaksten en de meest kwetsbaren in die gemeenschap: ouderen die geen water of hout kunnen gaan halen, jongeren die niks om handen hebben en het risico lopen gerekruteerd te worden door de guerrilla. Dergelijke zinvolle sociale activiteiten hebben een positief effect op daders en op slachtoffers. In gesprek zoeken wij naar mogelijke vormen van herstel. Zo herwinnen mensen, na hun ‘onmenselijk’ gedrag, een stuk van hun menselijkheid. Zoals in het sacrament van de verzoening, de biecht, gaat het om besef van inbreuk, om boetedoening en om vergeving.”

Lukt dat altijd?

“Uiteraard niet, spijtig genoeg. Het proces van vergeving schenken kost heel veel tijd, en soms kan noch tijd noch therapie de wonde helen. Soms kan nochtans een belangrijke stap worden gedaan, zelfs wanneer slachtoffers hun daders niet kunnen vergeven. Ik denk aan een Palestijnse moeder die ik ontmoette. In het conflict dat het Midden-Oosten verteert, had ze een broer en een kind verloren. Haar arm was verlamd. ‘Nee, ik kan niet vergeven’, zei ze me, ‘maar ik wil er wel voor zorgen dat ik mijn haat en wrok niet doorgeef aan mijn kinderen.’ Ook al is het trauma zelf niet opgelost, toch wordt daar de cyclus van het geweld doorbroken.”

Kunnen we aansturen op erkenning van schuld?

“Heel zeker. De schuldvraag is simpel, maar ook complex. Uiteraard hebben concrete mensen concrete misdaden gepleegd, ook misdaden tegen de menselijkheid. Maar er is ook de vraag van collectieve schuld: door niets te doen of door impliciet bijvoorbeeld enkele transnationale bedrijven de vrije teugel te laten, zijn Europa en de wereld medeplichtig aan onrecht. We zijn allen op diverse manieren schuldig aan geweld. Schulderkenning heeft wortels in de waarheid. Dat betekent dat misdaden onder ogen worden gezien en als dusdanig erkend. Het is belangrijk dat ook wijzelf, in situaties van ruimere medeplichtigheid, erkennen dat wij niet vrijuit gaan. Dat besef en vooral die erkenning helpen daders om hun misdaden onder ogen te zien.“

Dat houdt dus in dat communicatie levensbelangrijk is.

“Communicatie is de sleutel als het gaat om conflicttransformatie. ‘Hou de dialoog op gang’, is de regel. Want de dialoog helpt de verschillen overstijgen. Echte dialoog berust op empathie en meevoelen, op de erkenning van gedeelde verantwoordelijkheid en schuld – ieder in de eigen rol –, waardoor vergeving mogelijk wordt. Concreet vergt dat technische communicatievaardigheden en de bereidheid en moed zich kwetsbaar op te stellen. Zolang we dat niet aandurven, blijven we steken in het stenen tijdperk van de communicatie.”

Confronteert die erkenning van schuld ons niet met de nood aan een christelijke gemeenschap?

“We moeten in elk geval erkennen dat de uitbreiding van aids, de malaria-epidemie, honger, vluchtelingenstromen en de financiële crisis symptomen zijn van wereldwijde onrechtvaardigheid. Die onrechtvaardigheid is het resultaat van de opstapeling van rijkdom door een beperkte groep en van onrechtvaardige productiemechanismen die leiden tot ongelijkheid. En ongelijkheid brengt op haar beurt onveiligheid. Individuele veiligheid hangt vast aan de veiligheid van anderen: veiligheid is een gemeenschappelijk goed. Voor christenen berust zij op een moraal die is gegrond in God-Vader en in onze broederlijke en zusterlijke betrokkenheid. Zij situeert onze belangen binnen het algemeen belang en in de verbondenheid met mensen over verschillen heen.”

Dat brengt ons bij het spirituele karakter van het hele engagement: hoe is het gegrond in een Christusverbondenheid?

“Het spirituele verwijst naar de bron van leven. Wat leven geeft is spiritueel, op het niveau van het individu en van de gemeenschap. Iedereen kan daarin delen vanuit verschillende invalshoeken, religieus of niet. Dat is het vertrekpunt. Als christenen vertrekken wij van onze relatie met God, met onszelf en met elkaar. In Jezus Christus op het kruis herkennen we een slachtoffer van een misdaad tegen de menselijkheid. Hij leerde ons: ‘Vader, vergeef hen want ze weten niet wat ze doen.’ Daarmee oversteeg hij het kwaad.”

“We spreken daarbij over transcendentie: Jezus Christus bracht, vanuit de verbondenheid met de radicale Bron van liefde, een onmetelijke liefde in stelling om een ondoorgrondelijke wonde te helen. Hij heelt een overweldigende misdaad door een overdaad aan liefde. Wij zijn kanalen voor die goddelijke, ‘extreme’ liefde. Wij boren de bronnen van die extreme liefde aan om vrede op te bouwen. Waar vinden we die bronnen? Het werk aan betere communicatie, die is gegrond in spiritualiteit en die tot uiting komt in concrete christelijke gemeenschappen, is onontbeerlijk. We worden uitgenodigd zo te communiceren dat we elkaar ontmoeten in het hart.“

Elías López-Pérez werd in 1982 jezuïet. Hij studeerde filosofie, psychologie en theologie in Madrid, en nadien ook moraaltheologie en vredesstudies in Leuven. Als pastor-therapeut begeleidde hij drugsverslaafden in Malaga en bemande hij een crisislijn in Madrid. Als lid van Jesuit Refugee Service (JRS) werkte hij met vluchtelingen in Tanzania, Burundi en Rwanda. Hun extreem traumatische ervaringen waren mede aanleiding tot zijn huidige doctoraat aan de faculteit Godgeleerdheid van de K.U.Leuven over vergeving als onderdeel van vredesopbouw.

JRS ontstond in 1980 op aansturen van de toenmalige algemeen overste van de jezuïeten, Pedro Arrupe. Het lot van de Vietnamese bootvluchtelingen had hem diep geraakt en hij stelde de vraag hoe christenen en a fortiori jezuïeten op die noden een antwoord konden geven. Een uitspraak van Robert McNamara, toen voorzitter van de Wereldbank, zette hem aan het denken: “Honger en onrechtvaardigheid zijn geen technische kwesties, maar een zaak van mismanagement en vooral hebzucht.” Zo ontstond vanuit een sterk transnationaal netwerk van jezuïeten een beweging die geloof en rechtvaardigheid koppelt en zich engageert om op de plaatsen van groot leed bij mensen aanwezig te zijn om de nood te onderkennen en mensen te bemoedigen. JRS engageert zich op het terrein, in de vluchtelingenkampen, maar pleit ook in politieke beslissingscentra op een bredere en meer structurele schaal voor de verbetering van het lot van vluchtelingen.

Jan Glorieux

Hieronder vindt u een video-interview met Elías López-Pérez sj

Bekijk alle portretten

Deel