Jean de Brébeuf sj

1593 – 1649

Jean Brebeuf sj

Jean de Brébeuf (1593 - 1649) werd geboren in de buurt van Bayeux in het franse Normandië op 25 maart 1593. Op 24-jarige leeftijd trad hij in de orde der jezuïeten.

Jean de Brébeuf (1593 – 1649) werd geboren in de buurt van Bayeux in het franse Normandië op 25 maart 1593. Op 24-jarige leeftijd trad hij in de orde der jezuïeten.

Tijdens zijn studies gaf hij les aan de jongens op het college te Rouen. Op 19 februari 1622 ontving hij de priesterwijding.

Hij behoorde tot de eerste lichting Franse jezuïeten die overstak naar La Nouvelle France (= Nieuw-Frankrijk: nagenoeg het huidige Noord-Amerikaanse continent), om te gaan missioneren onder de inlandse bevolking. De overtocht, die plaats had in 1625, duurde twee maanden. Vanuit de standplaats Québec zou hij 800 mijl over water moeten afleggen om de mensen te bereiken voor wie hij bestemd was: de Huronen-indianen. In afwachting van de handelsdelegatie leerde hij het smakeloze voedsel van de indianen verdragen, op de grond slapen en allerlei ontberingen doorstaan zonder te klagen, want zielensterkte was de allerbelangrijkste deugd bij de indianen.

Bij de eerste kennismaking maakte hij diepe indruk op ze: met zijn grote gestalte torende hij hoog boven de kleine indianen uit; vandaar dat ze hem aanvankelijk niet in hun kano’s wilden meenemen uit angst dat ze zouden omslaan. Toen ze tenslotte toch toegaven, was dat vanwege de vette prijs die ervoor betaald werd, en onder voorwaarde dat hij doodstil zou blijven zitten, zolang ze op het water waren. De tocht duurde 30 dagen. Als ze vanwege de watervallen niet konden varen, moest alles, inclusief de kano’s gedragen worden. Pater de Brébeuf deed hun versteld staan, zulke zware lasten als hij kon dragen.

Aangekomen in ‘zijn’ dorp, deed hij de eerste twee jaar niets anders dan de taal en de gewoonten leren van de Huronen. Vanuit zijn christelijke achtergrond was er veel wat hem met afschuw vervulde: hun bijgeloof, hun arrogantie en minachting voor niet-Huronen, hun wraakzucht en wreedheid, hun gebrek aan seksuele moraal. In 1628 kon hij een begin maken met het eigenlijke missiewerk. Maar behalve enkele stervenden kon hij niemand dopen.

Toen kwam het bericht dat de Engelse oorlogsvloot de toegang tot Québec had afgesloten en dat de Fransen er dreigden te verhongeren. Pater de Brébeuf rustte een aantal kano’s uit met graan, en zette koers naar Québec. Het eten was welkom, maar twee dagen na aankomst gaven de Fransen zich over. Pater Jean kon niet meer naar zijn missie terug, en kreeg opdracht naar Frankrijk over te steken. Hij werd weer collegepater nu in de stad Eu. Dat was in 1629.

Maar drie jaar later sloten Engeland en Frankrijk een verdrag waarbij Canada weer aan de Fransen toeviel. De missie kon hervat worden, en Pater Jean behoorde weer tot de eerste lichting die de overtocht waagde. Na veel ontberingen keerde hij in de late zomer van 1634 op zijn oude standplaats terug. Het vroegere dorp was verhuisd, en de bevolking leed aan allerhande ziektes. De mensen waren blij hem en de anderen die bij hem waren, terug te zien. Maar toch wist hij niemand tot Christus te brengen, behalve de stervenden. Dat waren er velen. Toen niet lang daarna de regen ook nog uitbleef, en de tovenaars machteloos bleken, gaven zij de blanken de schuld voor alle ellende die de afgelopen jaren over hen heen was gekomen. Weliswaar begon er op de laatste dag van een negendaagse gebedsperiode die door de paters was uitgeroepen, inderdaad regen te vallen, maar dat nam het wantrouwen niet weg.

Terwijl de missionarissen in de omliggende dorpen nieuwe huizen openden, besloten de Huronen op hun stammenvergadering dat alle blanke zwartrokken dood moesten. Alleen dan zou de rust van vroeger kunnen worden hersteld.

De missionarissen verzamelden zich in een kleine, versterkte Franse nederzetting midden in het huronengebied, Sainte-Marie-parmi-les-Hurons.

Deze is tussen twee haakjes geheel hersteld en een prachtig openluchtmuseum geworden. Bezoekers krijgen er een indrukwekkend beeld van de omstandigheden waaronder de missie toen plaatsvond.

Vandaar trok hij de dorpen rond om Christus te preken aan de kinderen, en waar nodig sacramenten toe te dienen. Intussen roerden zich ook de aartsvijanden van de Huronen, de Irokezen. Het gerucht werd verspreid dat de zwartrokken de Huronen in handen van de Irokezen wilden spelen. De eerste berichten van martelingen kwamen binnen. Het is 1644.

Pater de Brébeuf weigert in te gaan op de goede raad van anderen om zich in veiligheid te brengen, bv. in de stad Québec. Ook de anderen blijven. Als zij in 1649 tijdens een rondrit vertoeven op de hulppost Saint-Louis wordt de nederzetting overvallen door de Irokezen. Alle mensen die in hun ogen zonder waarde zijn, worden zonder meer afgemaakt: vrouwen, kinderen en bejaarden. De zwartrokken worden gevangen genomen en gemarteld. De gruwelijkste martelingen worden voorbehouden aan de dappersten onder wie Pater Jean de Brébeuf: ze moeten naakt door de sneeuw en de vrieskou lopen; hun worden roodgloeiende ijzeren bladen op de schouders gelegd; kinderen mogen hun vingertopjes afkluiven; en nog andere folteringen, de één al gruwelijker dan de ander. Pater Jean geeft geen kik; hij probeert zoveel nog in zijn krachten ligt de anderen te bemoedigen door hun Paulus’ woorden in herinnering te brengen: dat het lijden van dit moment niet opweegt tegen de hemelse heerlijkheid die ons straks te wachten staat.

Hoe vreemd het ook klinkt, toch zat er een vorm van eerbetoon achter die wreedheden. Hoe meer een martelaar bleek te kunnen verduren, hoe krachtiger zijn zielensterkte; en die zielsterkte zou men straks zelf in zich opnemen, wanneer de folteraars het bloed van hun slachtoffers zouden drinken en het hart zouden eten.

Pater Jean de Brébeuf stierf op 16 maart 1649 ’s morgen om vier uur; hij was op dat moment 56 jaar oud.

Tezamen met de andere zeven Canadese jezuïetenmartelaren werd hij op 21 juni 1925 door paus Pius XI zalig en op 29 juni 1930 heilig verklaard. Hem werd bij zijn zaligverklaring de eretitel gegeven van ‘Apostel der Huronen’.

Bekijk alle portretten

Deel