Nico Kluiters sj

Martelaar in Libanon
1940-1985

Nico Kluiters sj

Martelaar in Libanon 1940-1985

Martelaar in Libanon
1940-1985

Eind maart 1985 wordt ergens in een ravijn in de Libanon het zwaar verminkte lichaam van Pater Nico Kluiters sj geborgen. Vermoord.

Geboren op 25 mei 1940; afkomstig uit Delft, waar zijn ouders een melkwinkel dreven. Hij gaat naar de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Na jaren van zoeken treedt hij in bij de orde van de paters jezuïeten. Hij kent ze van het Stanislascollege (Delft).

Kluiters wordt als missionaris uitgezonden naar Libanon, dat in die tijd verscheurd wordt door haat en oorlog. Hij ziet het als zijn voornaamste taak om vrede te stichten. Voor ons is het waarschijnlijk onvoorstelbaar hoe diep de vetes tussen de families daar waren, en hoe ‘heilig’ de wraak. Eind 1983 schrijft hij: “Sinds de Israëlische invasie van juni 1982 ben ik al drie maal geblokkeerd geweest in de dorpen waar ik pastoor ben. Gevaar voor kidnapping op de wegen, geen telefoonverbinding meer sinds 1975, vaak wekenlang geen elektriciteit, dan weer geen water. Maar gelukkig eten in overvloed, want de Bekaä-vlakte is vruchtbaar voor veeteelt en landbouw. En de oorlog gaat nog steeds door… Alleen door het geloof zal ik in staat zijn met heel mijn hart te werken voor een betere wereld. Eén is er die ons verlost heeft van het kwaad. Gespijkerd op het kruis daalt zijn blik ook af naar mij en vraagt Hij mij: ‘Durf ook jij te geloven dat ik Liefde ben komen brengen in deze wereld? En durf jij mij dan te volgen voor het Heil van de mensheid in haar geheel en van iedere mens afzonderlijk?’ En verlegen naar Hem opziend: wat kan ik anders antwoorden dan dat ik mijn best zal doen…?”

Werken aan de Vrede

Met ijzeren consequentie heeft hij daar tien jaar aan de vrede gewerkt. Elke dag legt hij de 80 kilometer af die zijn werkgebied scheidt van het huis waar hij met een groepje paters woont. Met geld van het thuisfront begint hij voorzieningen aan te leggen in de arme dorpjes. Zijn voorwaarde is dat de voorzieningen voor iedereen toegankelijk zouden zijn, niemand uitgezonderd.

Zo bouwt hij een fabriekje, een kliniek, een school, een zusterklooster, een woninkje voor zichzelf en vergroot hij het kerkgebouw. Hijzelf schrijft daarover: “De dag waarop we gepland hadden het dak van de nieuwe kerk te storten met de mannen uit het dorp als vrijwillige arbeiders, waren er ’s nachts gevechten uitgebroken in de omgeving van de kerk. Toen ik als eerste van allen met enkele anderen naar de in aanbouw zijnde kerk reed, werden we ontvangen door mitrailleurvuur en licht kanonsgeschut. Wat de doen? In de namiddag ben ik gaan kennismaken met de Palestijnse vechters. Na twee dagen hebben we het dak gestort, en zijn de Palestijnen zelf komen kijken hoe het erbij stond. Eén van hen heeft ons toen verteld, hoe hij uit Israël weggevlucht was na moeilijkheden daar. Had ik het niet aangedurfd direct met de man te gaan praten die zich als een vijand voordeed, dan was de toestand van de kerk zeker veel moeilijker geweest, en wie weet…?”

Martelaar

Maar 14 maart 1985 gebeurt toch waar hij diep in zijn hart al jaren rekening mee hield. Op weg van en naar zijn werk moet hij elke dag meerdere patrouilleposten passeren. Medebroeders die hem vanuit Nederland bezochten, beschreven de angst en de spanning waaronder hij daar dagelijks moest werken. Zo wordt hij op een dag aangehouden, in het been geschoten en vervolgens afschuwelijk gemarteld, nog geen 45 jaar oud.

Uiteindelijk hebben ze zijn lijk in een honderd meter diep ravijn gegooid. Dagen heeft men gezocht, totdat gieren de plaats aangaven waar hij te vinden was. De onderzoeksarts besloot zijn autopsierapport met de mededeling dat hij in al de tien oorlogsjaren nog niet zo’n gehavend lichaam onder ogen had gehad.

Hij wordt begraven op 3 april 1985. Door zijn gelovigen uit de Bekaä-vlakte wordt Nico Kluiters sj beschouwd als een echte martelaar. Zijn kantoortje is nog volledig intact, precies zoals hij het in maart ’85 voor het laatst verliet. In de kerk en bij katholieken thuis hangt zijn portret, waar wierook en kaarsjes voor gebrand worden. Zijn graf wordt druk bezocht. In hun gebeden roepen gelovigen hem aan als een heilige. Officiële stappen voor een kerkelijke zalig- of heiligverklaring zijn inmiddels ondernomen.

Bekijk alle portretten

Deel