Walter Ceyssens sj, een jezuïet in opleiding, mijmert over het belang van de studie van de filosofie.

“Zorg ervoor dat je je filosofie niet verwaarloost”. Het was de raad van één van mijn medebroeders vlak na mijn geloften, de dag voor ik zou vertrekken naar Parijs. Daar ging ik in een eerste fase van de vorming als scholastiek in de Sociëteit van Jezus, een opleiding beginnen van vijf jaar aan de jezuïeten-faculteiten van het Centre Sèvres. Een priester-student moet altijd filosofie en theologie gevolgd hebben vòòr zijn wijding, en meestal worden die twee materies dan in twee aparte cycli gevolgd. Centre Sèvres van zijn kant brengt de twee samen in een “cycle intégré”.

Lees verder
Walter Ceyssens sj, een jezuïet in opleiding, mijmert over het belang van de studie van de filosofie.

Zorg ervoor dat je je filosofie niet verwaarloost”. Het was de raad van één van mijn medebroeders vlak na mijn geloften, de dag voor ik zou vertrekken naar Parijs. Daar ging ik in een eerste fase van de vorming als scholastiek in de Sociëteit van Jezus, een opleiding beginnen van vijf jaar aan de jezuïeten-faculteiten van het Centre Sèvres. Een priester-student moet altijd filosofie en theologie gevolgd hebben vòòr zijn wijding, en meestal worden die twee materies dan in twee aparte cycli gevolgd. Centre Sèvres van zijn kant brengt de twee samen in een “cycle intégré”.

Vaak wordt de filosofie met gemengde gevoelens onthaald, soms zelfs nogal stiefmoederlijk behandeld door de scholastiek (= jezuïet in opleiding) in kwestie: ze wordt als “droog” ervaren, moeilijk, en van minder belang, want, zo wordt dan gedacht, “als priester moet theologie toch je eerste bekommernis zijn”. Een moderne echo van het middeleeuwse adagium: philosophia ancilla theologiae, “de filosofie is de dienstmeid van de theologie”. Die metafoor zegt iets over het hiërarchische denken van toen: filosofie is een middel, en slechts een middel, een noodzakelijke passage, maar slechts een passage, alvorens het echte werk begint. In de loop van de eeuwen ging ze daarom meer en meer haar eigen weg. De filosofie koppelde ze zich los van de theologie, maar, van de weeromstuit met een “rationalistische” tendens, die het God trachtte uit haar denken trachtte weg te drukken, zelfs de vraag naar Hem niet meer als de hare te beschouwen.

Voor de jezuïeten-opleiding, waarin de intellectuele component een belangrijke plaats bekleed, is de studie van de filosofie m.i. evenwel een noodzaak. Na één jaar, heb ik ervaren hoeveel een serieuze filosofische vorming kan betekenen voor het intellectuele, zelfs geestelijke leven. Ik wil in het kort een lans breken voor de filosofie in de jezuïeten-opleiding, en tegelijk iets zeggen over de verhouding tussen geloof en wat we gemakshalve de “rede” noemen, zoals ze zich uit in filosofie en theologie.

De filosofie kan je beschouwen als een poging om te reflecteren over alle dingen, zonder beroep te doen op een goddelijke openbaring. Ze is een manier van de rede alléén, om een verklaring te bieden voor al wat is. Ze buigt zich over “de dingen”, de mens -wie hij is, wat hij moet doen, wat er gekend kan worden, hoe je op een correcte manier kan denken-, en ze buigt zich over de vraag naar het bestaan van een goddelijk Opperwezen. Het is wonderbaarlijk tot welke constructies het sublieme instrument van het menselijke verstand in staat is, louter en alleen vertrouwend op zichzelf.

Ikzelf was dit jaar bijzonder getroffen door de radicale twijfel van Descartes: niets meer als vanzelfsprekend aannemen, zelfs niet wat als voor het lichamelijke oog verschijnt, maar alles terug opbouwen, wat zich als “clair et distinct”, “helder en afgelijnd” aandient voor het innerlijke oog van rede. Als de theologie over “alles” een uitspraak wil doen in het licht van Gods openbaring, dan is het goed tijdens je studies datzelfde ook te doen, louter en alleen op grond van onze menselijke mogelijkheden. Die weg van de pure rede is op zichzelf volwaardig, en voor velen de enige aannemelijke.

En daarmee heeft de studie van de filosofie ook zin in het licht van de dialoog met onze tijd. Het is de manier van denken van velen, die zich op een bewuste manier als agnost, zelfs atheïst beschouwen. Daarom, jezelf en al je opvattingen te onderwerpen aan de kritische blik van een ander, die methodisch met de grond gelijk maakt wat jijzelf als je grootste zekerheden beschouwt, bereidt je voor op ontmoetingen met andersdenkenden, en dan vooral ongelovigen. Het houdt je nederig in het debat, want je weet dat dit andere standpunt ook mogelijk is – en zelfs op zichzelf beschouwd perfect aannemelijk is. Wie ooit de weg van de pure rede gegaan is en zich openstelde voor de ervaring is gegarandeerd ingeënt tegen elke vorm van fundamentalisme.

Doorheen de filosofie kan je het wonder van het menselijke verstand bij jezelf laten ontplooien, om te weten wat zo gezegd kan worden, maar ook om te weten wat zo niét kan gezegd worden. Vele mensen denken vandaag de dag dat “De wetenschap alles wel zal kunnen bewijzen” en “straks God volkomen overbodig zal maken.” Wie wetenschappelijk –en vaak wordt de waarheid van de rede herleid tot wetenschap- naar de wereld kijkt, verkrijgt weliswaar een bepaalde kennis, maar kan langs die weg het ultieme Waarom? van alles niet bereiken. Als de wetenschap zou beweren het Antwoord gevonden te hebben, gaat ze redelijkerwijs gesproken haar boekje te buiten. Maar wie met gelovige ogen kijkt ziet andere dingen: het mysterie dat zich onthult, in de schepping, zelfs tot in de gewoonste gebeurtenissen van elke dag, en dat dan nederig en stamelend God genoemd wordt. Geloof en rede zijn twee bronnen van kennis, fundamenteel verschillend, maar ook gelijkwaardig.

Natuurlijk stelt de filosofie je diepste geloofsovertuigingen in vraag. Natuurlijk vind je in haar abstracte terminologie minder voedsel voor je geloof — vandaar haar dat haar verweten wordt “droog” te zijn— maar het beoefenen van de filosofie is om, het met een paradoxaal beeld te omschrijven, een vruchtbare tocht door de woestijn. Het is louterend, want het ontdoet je van al te vanzelfsprekende opvattingen, en tegelijk is een geloof dat haar kritische fase overleeft, zoveel sterker. Voortgestuwd door het verlangen naar God, brengt dat geloof, op haar beurt geholpen door de theologie –òòk een démarche van de rede, maar dit keer geïnspireerd door de Openbaring- steeds weer haar antwoorden naar voren op de vragen van de kritisch denkende mens. Antwoorden waarvan de diepe waarheid aangevoeld wordt in de onderscheiding van het hart.

Walter Ceyssens sj

Parijs