Ignatiaanse pedagogie: een groots perspectief

Guy Dalcq over ignatiaanse pedagogie

Lees verder

Guy Dalcq over ignatiaanse pedagogie

Ignatius heeft in zijn leven vele watertjes doorzwommen; hij heeft gevaarlijke reizen ondernomen en is door oorlogsgebied getrokken, hij heeft op het slagveld gestaan en de wreedheid van een belegering gekend, hij zag zijn makkers sneuvelen en geraakte zelf zwaar gewond; hij heeft de weelde gekend van het diplomatieke leven, maar hij heeft ook de bittere armoede van zo velen aan den lijve ondervonden; hij heeft in de rijkdom van de Spaanse landadel gedeeld, maar was later genoodzaakt zelf geld te komen bedelen hier in Vlaanderen om zijn studies aan de Sorbonne te kunnen bekostigen; hij heeft de angsten van schipbreukelingen ondergaan en de vreselijke gevolgen van de pestepidemies gezien. Vijftig jaar lang heeft hij het wel en wee van alle soorten mensen in vele landen gedeeld. Wereldvreemd was hij geenszins.

Pas als hij generale overste werd – de laatste zestien jaar van zijn leven – bleef hij gekluisterd aan stoel en tafel om talloze teksten en brieven te schrijven, terwijl ondertussen zijn vrienden van het eerste uur in Brazilië, Ethiopië, Noord-Amerika of Japan hun leven waagden. Zijn meest nabije vriend, Franciscus Xaverius, sterft aan de verre kusten van China. De blik van de jonge orde omspant de wereld. En in Rome gaat Ignatius ’s nachts op het dak van de curie zitten om naar de sterren te kijken. Uit de enkele delen van zijn dagboek die ons bewaard zijn gebleven, vernemen we dat hij daar vooral heel veel weent van ontroering.

Een weerslag van de intense betrokkenheid van Ignatius op de wereld vinden we aan het begin van de tweede week van de Geestelijke Oefeningen, waar hij twee contemplaties over de menswording van God inlast.

Een groots perspectief

Aan het begin van de tweede week laat Ignatius de retraitant twee beschouwingen doen: een over de menswording van God en een tweede over de geboorte van Jezus. Typisch is de kosmische omvang, het kosmische perspectief dat hij voor deze beschouwingen creëert:

De geschiedenis oproepen van wat ik ga beschouwen. Hier, hoe de drie goddelijke personen keken naar de oppervlakte of omtrek van de hele wereld vol mensen…. De plaats zien. Een compositie. Hier, de grote omvang en omtrek zien met zo vele en zo verschillende mensen. En daarna in het bijzonder het huis en de vertrekken van Onze-Lieve-Vrouwe in de stad Nazareth in de provincie Galilea. (G.O. 102-103)

Tot twee keer toe voelen we de verwondering, de ontzetting over de enorme omvang van deze contemplatie : het perspectief is niets minder dan de hele wereld zelf. Vervolgens valt de klemtoon op de werkwoorden ‘zien’ en ‘kijken’ die meer inhouden dan alleen maar overdenken of overwegen. Het innerlijk zien, het aandachtig schouwen, is de hoofdactiviteit van elke contemplatie. Maar we zien dat Ignatius zich niet tot een panoramisch perspectief beperkt. Het kosmische oog zoomt in op een concrete stad, een huis, een persoon: Maria te Nazareth. Zonder deze duizelingwekkende schaalwisseling kan de contemplatie leiden tot een fraai visioen, maar blijft ze letterlijk en figuurlijk afstandelijk ver en onvruchtbaar.

In dezelfde contemplatie over de menswording staat ook de volgende leerrijke alinea :

De personen zien, groep na groep. Eerst zij die op het aardoppervlak leven in een zo grote verscheidenheid van kleding en gedrag : de een blank, de ander zwart, de een in vrede en de ander in oorlog, de een huilt en de ander lacht, de een is gezond, de ander ziek, de een wordt geboren en de ander sterft … Kijken wat zij op het aardoppervlak doen. Zij verwonden, doden, gaan naar de hel…. (G.O. 106a, 107)

De verwondering houdt aan, maar ze wordt concreet. De brede levenservaring van Ignatius klinkt door in deze sombere beschrijving. De rauwheid waarmee hij over de helletocht van zovelen spreekt laat vermoeden dat hij ten gronde begrepen heeft hoezeer de mens de verlossing nodig heeft. Het ‘kosmische perspectief’ weerspiegelt zijn zorg voor de mens zoals hij is en voor de mensheid in haar geheel.

In een recent heruitgegeven autobiografische roman over de hel van de Eerste Wereldoorlog met als titel ‘La Peur’ maakt de auteur Gabriel Chevallier de volgende bedenking die de echte bedoeling van Ignatius ‘kijken’ verduidelijkt:

Iemand die vanuit de verte een bombardement meemaakt kan het misschien en interessant of zelfs amusant schouwspel vinden; maar verplaats hem een kilometer, zet hem met zijn neus er bovenop en zijn manier van oordelen zal merkwaardig veranderen. …. Van bovenaf kon je ver kijken over de vlakte van Artois, maar van enige gevechtsactiviteiten was niets te zien. Wat witte vlokjes, die aan ontploffingen voorafgingen, gaven aan dat de oorlog wel degelijk daar plaatsvond, maar we zagen in dit dorre, stille land geen spoor van ingegraven legers… De kalmte van deze uitgestrektheid, die lag te blakeren in de zon, was misleidend. … Later realiseerde ik me dat de generaals, die nooit de wacht hebben moeten houden bij de schietgaten of een prikkeldraadversperring hadden moeten passeren onder een regen van mitrailleurvuur, de loopgraven net zo konden zien zoals wij van op onze hoogte met onze nog onervaren ogen, en zich op basis daarvan dezelfde illusies maakten. Het schijnt dat zulke hersenschimmen geleid hebben tot de beslissing voor het bloedige en nutteloze offensief waaraan ik weldra zou deelnemen …(uit pp. 46 en 70) 

Het kosmische perspectief geeft een misleidend algemeen beeld. Daarom moet ingezoomd worden op de realiteit van het individu, de blik van elke betrokkene. Zo gaat Ignatius verder :

De plaats zien. Een compositie. Met het innerlijk aanschouwingsvermogen de weg zien van Nazareth naar Betlehem en nagaan hoe lang en breed hij is en of hij vlak is of over dalen en heuvels loopt. Ook kijken naar de plaats of de grot van de geboorte: hoe groot of hoe klein zij is, hoe laag of hoe hoog en hoe zij is ingericht… De personen zien. Onze-Lieve-Vrouw zien en Jozef en het dienstmeisje en ook het pasgeboren kind Jezus. Ik maak me tot knechtje, onbeduidend en onwaardig, en ik kijk ze aan, aanschouw ze en dien ze waar het nodig is, alsof ik erbij was. (G.O. 112, 114)

De contemplaties over menswording en geboorte brengen ons met een duizelingwekkende sprong vanuit de onmetelijke kosmos tot in een welbepaalde, concrete kamer, een grot waar bij eenvoudige mensen de hoop op redding geboren wordt . De essentie van deze contemplaties zit voor de aandachtige lezer op het einde : “dienen waar het nodig is”. Het bidden is in de Geestelijke Oefeningen nooit vrijblijvend. De contemplatie leidt altijd tot actie.

Humaniora

Meer mens worden is de naam zelf van ons onderwijs: ‘humaniora’. Daarom alleen al zijn de bovenstaande contemplaties over de menswording voor ons richtinggevend. In elke soort les kan het ‘grote perspectief’ aan bod komen, het verder kijken dan onze Gentse, Vlaamse of zelfs Europese vanzelfsprekendheid. Het ‘verre’ en het ‘vreemde’ moet tot het bewustzijn van lesgevers en leerlingen doordringen. En toch is dit niet de enige les die Ignatius voorhoudt: beetje bij beetje, naar de leeftijd en de maat van ons vermogen acht hij het nodig om tot in het ‘kleine’ te durven kijken. Hij beseft dat alleen in het ‘kleine’, in het ‘concrete leven’ de werkelijkheid zich voltrekt. Eerst de ondernemende geest hebben om op een ‘bergtop’ te geraken en een panoramisch zicht te verwerven, vervolgens naar het dal gaan omdat het echte leven alleen dààr geleefd wordt. En ‘dienen waar het nodig is’: dat is de ziel van onze humaniora.

Guy Dalcq

Lees verder over ignatiaanse pedagogiek:

Pedagogiek, thematisch