In het niemandsland van de terugkeerwoningen

In het niemandsland van de terugkeerwoningen

Een ervaringsbericht van de JRS-Belgium

Een ervaringsbericht van de JRS-Belgium

Elke maand gaat een JRS-bezoekster naar de gezinnen die in een terugkeerhuis wonen. Ze wachten daar op een antwoord op hun asielaanvraag of op een uitwijzing. Een verslag van ons jongste bezoek te Tubeke.

 

Vandaag ga ik op bezoek in de terugkeerwoningen van Tubeke. Zoals bij elk bezoek voel ik mij een beetje ongerust vóór ik bij die gezinnen binnenga. Gaan we elkaar verstaan? Ga ik vlug hun administratieve toestand begrijpen? Ga ik enkele bemoedigende woorden vinden?

Terugkeerhuizen zijn een alternatief voor detentie. De gezinnen die daar nu wonen zouden enkele jaren geleden nog in een gesloten centrum zijn geplaatst, namelijk gezinnen die bij hun aankomst te Zaventem het vluchtelingenstatuut hadden aangevraagd, alsook de gezinnen die illegaal in het land verblijven, waarvoor de Dienst Vreemdelingenzaken de terugkeer naar hun land van herkomst voorbereidt. Het zijn twee volledig verschillende groepen van gezinnen. De eerste zijn pas in België aangekomen en kennen omzeggens niets van ons land. De andere verblijven hier al verscheidene jaren, spreken dikwijls zeer behoorlijk Nederlands en kennen goed het raderwerk van onze samenleving.

De drie gezinnen die ik vandaag ga ontmoeten, bestaan uit een alleenstaande moeder en twee of drie kleine kinderen. Ze komen uit Kameroen, uit Guinee en uit Servië. Elk gezin heeft veel meegemaakt en ze zijn nu gedurende enkele weken of maanden elkaars buren in het niemandsland van de terugkeerwoningen.

Dolly komt uit Kameroen. Ze ontvluchtte haar land in de hoop op een betere toekomst in Europa. Ze vertelt me over de lange reis om tot hier te geraken en ik heb de tranen in de ogen wanneer ik hoor wat ze allemaal heeft meegemaakt tijdens die duizenden kilometers. Toen ze in België aankwam was ze 7 maanden zwanger en nu heeft ze een zoontje. Het leven is hier hard, zonder papieren, zonder legaal te kunnen werken. Nadat ze enkele weken op straat had geleefd met haar kindje, is ze naar de politie gegaan om hulp te vragen en nu zit ze in een uitwijzingsprocedure. Ze is heel bang en wil absoluut niet terug naar haar land. Er zijn twee mogelijkheden, waarvoor ze haast even hard vreest. Ofwel zal Kameroen uiteindelijk instemmen met hun repatriëring, ofwel zullen ze na enige tijd uit de terugkeerwoning worden vrijgelaten omdat de Dienst Vreemdelingenzaken hen niet heeft kunnen repatriëren. In dat laatste geval heeft ze geen oplossing; ze weet dat ze dan in nachtasielen zal stranden ofwel weer op straat zal moeten leven met haar kind.

Ze smeekt me om haar een oplossing te helpen zoeken. “Als uw organisatie de mensenrechten verdedigt, moet u mij helpen”. Jammer genoeg kan ik haar alleen maar de procedures uitleggen en haar informatie geven. Ik voel mij machteloos tegenover dat enorme lijden… Ik weet ook dat onze middelen voor bezoeken in terugkeerwoningen momenteel beperkt zijn en dat ik haar daardoor bij haar administratieve stappen niet zal kunnen helpen zoals ik zou willen. Maar ik probeer bij haar te zijn en met open hart te luisteren naar wat zij meemaakt.

’s Avonds keer ik naar huis terug en vertrouw die drie gezinnen aan God toe. Ik vraag Hem ze op hun weg te begeleiden, hier of ginder. Hun namen voeg ik toe aan een doosje waarin alle namen steken van degenen die ik in een gesloten centrum of een terugkeerwoning heb ontmoet. Hun verhalen zijn soms moeilijk te dragen voor een bezoekster zoals ik. Hopelijk heb ik hen goed geïnformeerd, maar hun vooral ruimte gegeven om zich uit te drukken en om zich erkend te voelen. Zoals aan die Rwandese vrouw die me eens zei: “Ik ben nu al maanden in België en dit is de eerste keer dat er iemand naar mij luistert”. 

Héloïse Oldenhove

Met dank overgenomen uit de zomer- nieuwsbrief van JRS-België

 

Bekijk alle nieuwsberichten

Deel