Rob Faesen sj

Specialist mystieke literatuur

Rob Faesen sj

Specialist mystieke literatuur

Specialist mystieke literatuur

De hernieuwde belangstelling voor de Brabantse mystiek

 

‘Universele wereldliteratuur raakt kern van christendom’

De middeleeuwse Brabantse mystiek is opnieuw in. Hoe komt dat? “De mystieke literatuur van Beatrijs, Hadewijch en Ruusbroec heeft niet alleen een universeel karakter en behoort tot de wereldliteratuur, maar raakt ook de kern van het christendom”, zegt jezuïet en hoogleraar Rob Faesen.

“Ende also gelic als die vesch, die swemt in die witheit van der vlut ende rast heme in die dipheit, ende als die vogel, die kunlike vligt in die hochheit van der logt, geliker wis gevulse haren gest vrilike wandelende in die witheit ende in die dipheit ende in die verwentheit der minnen.” – “Zoals een vis zwemt in de wijdte van de stroom en dan weer rust in de diepte en zoals een vogel vliegt in de ruimte en de hoogte van de lucht, zo voelt de mens, dat zijn ziel vrijuit wandelt in de ruimte, de diepte en de hoogte van de liefde.”

Ontmoeting tussen God en mens

De Seven manieren van minne van Beatrijs van Nazareth (1200-1268) behoort tot de hoogtepunten van de Brabantse mystiek. Waarom kunnen die teksten ook vandaag nog bekoren? “Ze behoren tot de wereldliteratuur en laten een geestelijke dynamiek zien die veel levenskrachtiger is dan doorsnee gelovige literatuur”, meent de Leuvense jezuïet en hoogleraar Rob Faesen. Hij doceert Middelnederlandse mystieke literatuur aan de universiteiten van Leuven en Antwerpen en is lid van het Ruusbroecgenootschap.

“Jan van Ruusbroec (1293-1381) en de Brabantse mystici dachten consequent na over de ontmoeting tussen God en de mens in zijn lichamelijke, psychologische en geestelijke gedaante”, zegt Faesen. “Die authentieke ontmoeting fascineert nog altijd. Hun universele benadering die een ontmoeting van de mens met Jezus Christus mogelijk maakt, raakt de kern van het christendom.” De centrale gedachte bij de mystici is de liefde. God is liefde, maar ook de mens is in zijn diepste wezen absolute liefde – ook na de dood. De unieke waarde van iedere mens vormde later de basis van het personalisme.

Contemplatieve cultuur

De mystiek die vanaf de twaalfde en dertiende eeuw tot bloei kwam, kende een lange voorgeschiedenis – met wortels in de toenmalige samenleving, namelijk in een contemplatieve cultuur die zelfs in de architectuur te zien is. Het archetype daarvan vormden de kloosters. In de vierkante pandgang werkten, baden, studeerden, aten en sliepen de kloosterlingen rondom een open lege ruimte in het midden die de openheid van de mens naar God en de medemens symboliseert. In hoeverre was de Brabantse mystiek vernieuwend? Hadewijch en Beatrijs gebruikten als eersten niet langer het Latijn, maar de volkstaal: het Middelnederlands. Daarnaast ontwikkelde de mystiek zich tot een autonome stroming – die zich niet beperkte tot de ‘lectio’ of de studie van de Bijbel en de ‘meditatio’ of het nadenken daarover, zoals dat vaak in de dertiende eeuw het geval was, maar ook het avontuur van de ‘contemplatio’ aandurfde.

“Aanvankelijk was dat een marginale beweging”, weet Faesen. “De teksten van de mystici richtten zich naar een klein netwerk van gelijkgezinden die intense contacten hadden met elkaar – hoewel de mannen- en vrouwenkloosters in die tijd strikt waren gescheiden. Want een groot aantal, maar lang niet alle, mystici woonden in kloosters. Hoewel de Brabantse mystici nooit school maakten, waren de abdij van Villers-la-Ville, het klooster Groenendaal en het cisterciënzerinnenklooster in Val-Duc belangrijke centra. Dat laatste richtte hertog Hendrik II op voor zijn dochter. Overigens viel de bloei van de Brabantse mystiek samen met de hoogdagen van het hertogdom Brabant.”

Minderheidsbeweging

“De mystiek kwam tot bloei in een periode van een intense Godsbeleving”, vervolgt Faesen. “Vrijmoedig werden de ‘afgrondelijke’ dimensies tussen God en mens zo diep mogelijk geëxploreerd. Ruusbroec zei: ‘We kunnen niet anders dan ons leven funderen op een afgrond’ – waarmee hij de afgrondelijke liefde die God is, bedoelde.” De mystici vormden een minderheidsbeweging die destijds weinig steun kreeg. Zo kwam Ruusbroecs meesterwerk, de Geestelijke Brulocht, langs de kartuizers van Herne in handen van Jean Gerson, vanaf 1392 kanselier van de Parijse universiteit – de hoogste kerkelijke instantie van dat moment die waakte over de orthodoxie van de kerkelijke leer. Die velde, deels op basis van verkeerde lectuur van het werk van Ruusbroec, een streng oordeel als gevolg waarvan zijn werk vaak met argwaan werd bekeken.

Pas later daagde het inzicht dat de geschriften van de Brabantse mystici deel uitmaken van de wereldliteratuur. Zo werd het oeuvre van Ruusbroec in 1552 in het Latijn vertaald. Als pioniers van de ‘moderne devotie’ met hun grote aandacht voor de cultuur van het innerlijke leven oefenden de Brabantse mystici een grote invloed uit: niet alleen op Geert Grote in de noordelijke Nederlanden en Johannes van het Kruis in Spanje, maar ook op het ontluikende humanisme. In de zuidelijke Nederlanden was de mystieke beweging vanaf de 16de eeuw op haar retour. De laatste hoogtepunten waren de Evangelische peerle en De tempel onser Sielen, in het Nederlands geschreven door een anonieme schrijfster die bevriend was met de kartuizers in Keulen. De laatste vertegenwoordigster was Maria Petyt die in 1677 overleed.

Mysterie rond mystici maakt hen aantrekkelijk

Wie was Hadewijch? Ruusbroec citeert ze zonder haar naam te gebruiken en Jan van Leeuwen (†1378) uit het klooster Groenendaal noemt haar eenmaal bij naam. Vervolgens verdween ze tot de negentiende eeuw uit de aandacht. “Van Hadewijch zijn geen data bekend”, vertelt Rob Faesen. “We weten niet wie ze is, maar dat maakt haar ook aantrekkelijk. Ze leefde in de eerste helft van de dertiende eeuw in Brabant, was een zeer ontwikkelde en spirituele vrouw, een bijzondere persoonlijkheid die veel contacten had met de cisterciënzercultuur. Zij liet aan een aantal ingewijden een rijk literair oeuvre na van gedichten, die liederen blijken te zijn, brieven en visioenen.”

Van Beatrijs van Nazareth, die leefde in een klooster in Lier dat werd opgericht met de steun van de Brabantse hertog Hendrik II, is maar één werk overgeleverd. De Seven manieren van minne beschrijven de verschillende facetten van de liefdesrelatie tot God. De steeds diepere bewustwording van wat liefde is, begint bij een edelmoedig engagement voor de liefde tot God. Een genademoment voor Beatrijs is het besef dat God zelf in de mens aanwezig is. Het diepste in ieder mens is het delen van het leven met God en het besef dat de mens in God aanwezig is. De mens leeft in God, zonder dat beiden samenvallen.

Koenraad De Wolf

Bekijk alle portretten

Deel