Roepen de Richtlijnen van Ignatius ‘voor een kerkelijke gezindheid’ op tot blinde orthodoxie?

 

Lees verder
Roepen de Richtlijnen van Ignatius 'voor een kerkelijke gezindheid' op tot blinde orthodoxie?

 

In Richtlijn 13 schrijft Ignatius: “Dat wat ik als wit zie, zwart is als de hiërarchische kerk het zo bepaalt”. Dat klinkt radicaal. Hoe moeten we deze richtlijn interpreteren?

 

Goede stilisten weten dat het laatste woord in een zin de meeste nadruk krijgt. De plaats van de ”Richtlijnen voor een kerkelijke gezindheid” als laatste deel van de Geestelijke Oefeningen van Ignatius, zou daarom kunnen suggereren dat ze de meeste nadruk krijgen of zelfs het culminatiepunt van de Oefeningen zijn, het doel waarnaar ze altijd al tendeerden. Sommige commentatoren en retraitebegeleiders hingen inderdaad die opvatting aan en gingen zelfs zover Richtlijn 13 te zien als de culminatie van de culminatie: “Dat wat ik als wit zie, zwart is als de hiërarchische kerk het zo bepaalt”.

Dergelijke interpretaties roepen twee vragen op. Ten eerste, welke rol spelen de “Regels voor een kerkelijke gezindheid” in de alomvattende dynamiek van de Oefeningen? Ten tweede, hoe dienen wij Richtlijn 13 te verstaan? Prent die Richtlijn een soort super-orthodoxie in, een orthodoxie die radicaler is en veel verder reikt dan die van de hoofdstroomkatholieken?

Ignatius eigen notities

Wat de eerste vraag betreft hebben we gelukkig de notities van Ignatius zelf voor de begeleiders van de Oefeningen. We beschikken ook over een uitgebreide commentaar van zijn betrouwbare secretaris Juan de Polanco. We bezitten ook een dertigtal notities en commentaren van andere vooraanstaande jezuïeten uit de periode die voorafgaat aan de publicatie van het Directorium voor retraiteleiders in 1599. Martin E. Palmer vertaalde en verzorgde de uitgave van deze documenten. Hij publiceerde ze in 1996 in On Giving the Spiritual Exercises.

Prent die Richtlijn een soort super-orthodoxie in?

De documenten hebben heel wat te zeggen over de “Onderscheiding van de geesten” . Ze hebben weinig of vaak niets te zeggen over de “Richtlijnen voor een kerkelijke gezindheid”. Juist zoals ze weinig of niets te zeggen hebben over het drie stel andere regels in de Oefeningen waarmee ze gewoonlijk gegroepeerd worden. Van deze vier krijgen de richtlijnen over het Eten de meeste aandacht.

“Voor het uitdelen van aalmoezen“, “Bij gewetensangsten”, “Richtlijnen om zich in het eten te ordenen”. Van deze vier krijgen de “Richtlijnen over het Eten” de meeste commentaar en wat enigszins verrast , de enige van de vier waarop Ignatius zelf commentaar gaf.

Alleen als je ze nodig hebt

Voor alle vier de Richtlijnen geldt dezelfde raadgeving. Ze mogen slechts gegeven worden aan hen die ze nodig lijken te hebben. Dat geldt vooral voor de “Richtlijnen voor een kerkelijke gezindheid”. Die Richtlijnen moeten vooral gegeven worden aan priesters die pastoraal werk doen in gebieden waar de ketters talrijk zijn. Met andere woorden, ze zijn bedoeld om een voorzichtige pastorale praktijk ingang te doen vinden. Ze zijn een pastorale nabeschouwing bij de Oefeningen. In zijn uitgebreide correspondentie en in andere geschriften vernoemt Ignatius ze nooit.

Hij stelde ze samen in Parijs, in 1534-35, toen hij daar zijn graad afwerkte. Ze zijn de laatste substantiële toevoeging aan de Oefeningen. Datum en plaats zijn cruciaal om hun ontstaansgeschiedenis te verstaan. Toen hij en zijn vrienden in Parijs waren, was de universiteit in oproer omtrent de infiltratie van het Lutheranisme. In 1533 was Nicolas Cop, de rector van de universiteit, beschuldigd een Lutheraan te zijn. Te midden van de publieke oproer werd hij gedwongen ontslag te nemen. Cop was in feite een vriend en vertrouweling van Johannes Calvijn.

De “Richtlijnen voor een kerkelijke gezindheid,” zijn hoofdzakelijk stellingen gericht tegen Lutherse stellingnames. Ze zijn Ignatius’ antwoord op de Reformatie.

Voor de eerste keer in zijn leven kwam Ignatius in Parijs oog in oog te staan met de Reformatie als een publieke macht. Hij moet gechoqueerd geweest zijn.

De “Richtlijnen voor een kerkelijke gezindheid”, stellingen tegen hoofdzakelijk Lutherse stellingnames, zijn eigenlijk zijn antwoord. Daar Ignatius zelf verdacht werd een ketter te zijn, wilde hij naar alle waarschijnlijkheid dat de Richtlijnen een orthodox manifest zouden zijn om de Oefeningen tegen dergelijke aanvallen te beschermen.

In alles trefzeker zijn

Houdt men echter rekening met de pastorale gerichtheid van heel Ignatius’ leven, dan zijn de pastorale redenen voor hun bestaan doorslaggevend. Hun verwoording zelf suggereert een pastorale bedoeling “we moeten prijzen”, “met achting spreken”, “we moeten voorzichtig zijn”, enz. Zoals de andere Richtlijnen in de Oefeningen, zijn ze bedoeld om mensen in bepaalde situaties te helpen.

Richtlijn 13 past in dat patroon “om in alles trefzeker te zijn”. Ze gaat echter verder door aan pastorale praktijken een theologische fundering te geven. Maar, de Lutheranen (en alle latere protestanten) ontkenden dat “de hiërarchische kerk” enige zeggingsmacht had over orthodoxie of orthopraxis. Zij ondermijnden bijgevolg alles in de “Richtlijnen voor een kerkelijke gezindheid”. Het antidotum is Richtlijn 13.

Richtlijn 13 is geen super-orthtodoxie maar de grondstroom van het katholiek geloof

Zegt Richtlijn 13 ons daarom dat we alles moeten aannemen als een artikel van het geloof wat de “hiërarchische kerk” ons in een of andere vorm bekend maakt? Onderzoek de tekst: “als de hiërarchische kerk het zo bepaalt”. Ignatius schreef de Richtlijnen nadat hij theologie had gestudeerd aan de school van de Dominicanen in Parijs. Hij was nu geschoold in de taal van de theologie. Hij wist toen ongetwijfeld al dat dat bepaalt een technische term is.

Dit eenvoudige feit plaatst Richtlijn 13 in een perspectief. “Te geloven dat wat ik als wit zie, zwart is”. Laten we dat vertalen: ”Wat mij brood lijkt te zijn daarvan geloof ik dat het het lichaam en het bloed van Christus is”. Richtlijn 13 is geen super-orthtodoxie maar de grondstroom van het katholiek geloof. In dat opzicht is het veelzeggend dat in de 16de eeuw zelfs de hardste critici van de Oefeningen, niet Richtlijn 13 uitkozen voor hun commentaar.

John W. O’Malley sj is professor in het Departement Theologie van de Universiteit Georgetown. Zijn meest recente boek is is Vatican I: The Council and the Making of the Ultramontane Church (Harvard University Press).

Vertaling door Hugo Roeffaers