Boodschap van hoop van paus Franciscus voor een opgesloten wereld: exclusief interview

1

In een exclusief interview in de Tablet zegt paus Franciscus aan Austin Ivereigh dat deze buitengewone vastentijd en paastijd een moment van creativiteit en bekering zouden kunnen zijn voor de Kerk, voor de wereld en voor de hele schepping.

In een exclusief interview in de Tablet zegt paus Franciscus aan Austin Ivereigh dat deze buitengewone vastentijd en paastijd een moment van creativiteit en bekering zouden kunnen zijn voor de Kerk, voor de wereld en voor de hele schepping.

Eind maart stelde ik paus Franciscus voor dat dit misschien een goed moment was om de Engelstalige wereld toe te spreken: de pandemie die Italië en Spanje zo had getroffen, bereikte nu het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Australië. Zonder iets te beloven, vroeg hij me enkele vragen te stellen. Ik koos zes thema’s, elk met een reeks vragen die hij al dan niet naar eigen keuze kon beantwoorden. Een week later kreeg ik een mededeling dat hij een aantal reflecties had opgetekend als antwoord op de vragen. Het interview werd in het Spaans afgenomen. Austen Ivereigh

De eerste vraag was hoe hij de pandemie en de lockdown beleefde, zowel in de residentie Santa Marta als op grotere schaal in het Vaticaanse bestuur (“de Curie”), zowel praktisch als spiritueel.

Paus Franciscus: De Curie probeert haar werk voort te zetten en normaal te leven, door zich in ploegendienst te organiseren, zodat niet iedereen tegelijk aanwezig is. Het is goed doordacht. We houden ons aan de maatregelen die de gezondheidsautoriteiten hebben opgelegd. Hier in de residentie Santa Marta hebben we nu twee ploegen voor de maaltijden, wat enorm helpt om de gevolgen te verzachten. Iedereen werkt in zijn kantoor of vanuit zijn kamer, met behulp van technologie. Iedereen functioneert, er zijn hier geen werklozen.

Hoe beleef ik dit spiritueel? Ik bid meer, want ik voel dat ik dat hoor te doen. En ik denk aan de mensen. Het zijn zij die me zorgen baren: de mensen. Het aan mensen denken helpt me, het haalt me uit mijn zelfbekommernis. Natuurlijk heb ik mijn egoïstische kanten. Op dinsdag komt mijn biechtvader, en neem ik die dingen met hem op.

Ik denk aan mijn verantwoordelijkheden nu, en wat er daarna komt. Wat zal mijn taak zijn als bisschop van Rome, als hoofd van de Kerk, in de tijd die volgt? Die nasleep openbaart zich nu al als tragisch en pijnlijk, en daarom moeten we er nu over nadenken. Het Vaticaans dicasterie ter Bevordering van Integrale Menselijke Ontwikkeling heeft hier aan gewerkt en met mij vergaderd.

Mijn grootste zorg – althans wat er in mijn gebed naar voor komt – is hoe ik het volk van God kan begeleiden en kan bijstaan. Vandaar de livestreaming van de ochtendmis van 7 uur (ik vier ze elke ochtend) die veel mensen volgen en waarderen, evenals de toespraken die ik heb gegeven, en de speciale zegen op 27 maart op het lege Sint-Pietersplein. Vandaar ook het opvoeren van de activiteiten van de pauselijke liefdadigheidsinstellingen, het verzorgen van de zieken en de hongerigen.

Ik beleef dit als een tijd van grote onzekerheid. Het is een tijd van inventiviteit, van creativiteit.

Met Teilhard de Chardin sj eucharistie vieren zonder brood en wijn

In mijn tweede vraag verwees ik naar een negentiende-eeuwse roman die paus Franciscus zeer dierbaar is en die hij onlangs heeft genoemd: Alessandro Manzoni’s “De verloofden”. In de roman staat het drama over de pest in Milaan van 1630 centraal. Er zijn verschillende priesterfiguren: de laffe priester Don Abbondio, de heilige kardinaal aartsbisschop Borromeo, en de kapucijner broeders die het lazaret bedienen, een soort veldhospitaal waar de besmette mensen strikt worden gescheiden van de gezonden. Hoe ziet paus Franciscus in het licht van de roman de zending van de Kerk in de context van Covid-19?

Paus Franciscus: Kardinaal Federigo (Borromeo) is een echte held te midden van de Milanese pest. Toch gaat hij in een van de hoofdstukken een dorp begroeten, maar met het raam van zijn koets gesloten om zichzelf te beschermen. Dit kwam niet goed binnen bij de mensen. Het volk van God heeft zijn pastor nodig om dicht bij hen te zijn, niet om zichzelf al te zeer te beschermen. Het volk van God heeft zijn pastores nodig om zich op te offeren zoals de kapucijnen, die dicht bij hen bleven.

De creativiteit van de christen moet zichtbaar worden in het openen van nieuwe horizonten, het openen van vensters, het openen van transcendentie naar God en naar mensen, en in het creëren van nieuwe manieren om thuis te zijn. Het is niet gemakkelijk om je tot je huis te beperken. Wat mij te binnen schiet is een vers van de Aeneis te midden van de nederlaag: de boodschap is niet om op te geven, maar om uzelf te redden voor betere tijden, want in die tijden zal de herinnering aan wat er is gebeurd ons helpen. Zorg voor uzelf met het oog op wat komt.  En als u in de toekomst herinnert wat er is gebeurd, zal dat u ten goede komen.

Zorg voor het nu, in het belang van morgen. Altijd creatief, met een eenvoudige creativiteit, in staat om elke dag iets nieuws te bedenken. Binnenshuis is dat niet moeilijk te ontdekken, maar loop niet weg, vlucht niet in ontsnappingswegen, waar u in deze tijd niets aan hebt.

Mijn derde vraag ging over het regeringsbeleid in antwoord op de crisis. Hoewel het in quarantaine plaatsen van de bevolking een teken is dat sommige regeringen bereid zijn om economisch welzijn op te offeren ten bate van kwetsbare mensen, suggereerde ik dat het ook niveaus van uitsluiting blootlegde die tot nu toe als normaal en aanvaardbaar werden beschouwd.

Paus Franciscus: Het is waar dat een aantal regeringen voorbeeldige maatregelen heeft genomen om de bevolking te beschermen op basis van duidelijke prioriteiten. Maar we realiseren ons dat al ons denken, of we het graag hebben of niet, zicht ontwikkeld heeft in functie van de economie. In de financiële wereld leek het normaal om mensen op te offeren, om een politiek van de wegwerpcultuur te bedrijven, van het begin tot het einde van het leven. Ik denk bijvoorbeeld aan prenatale selectie. Het is tegenwoordig zeer ongewoon om mensen met het syndroom van Down op straat te ontmoeten; als de tomograaf (scan) ze detecteert, worden ze geliquideerd. Er heerst een cultuur van euthanasie, of het nu legaal is of clandestien, waarin de ouderen wel medicatie krijgen, maar slechts in beperkte mate.

Wat me te binnen schiet is de encycliek Humanae Vitae van paus Paulus VI. De grote controverse ging destijds over de anticonceptiepil, maar wat de mensen zich niet realiseerden was de profetische kracht van de encycliek, die het neo-malthusianisme voorspelde dat toen net over de hele wereld op gang kwam. Paulus VI luidde de alarmklok over die golf van neo-malthusianisme. We zien het in de manier waarop mensen worden geselecteerd op hun nut of productiviteit: de wegwerpcultuur.

Op dit moment zijn de daklozen nog steeds dakloos. Laatst verscheen er een foto van een parkeerplaats in Las Vegas waar ze in quarantaine waren geplaatst. En de hotels waren leeg. Maar de daklozen kunnen niet naar een hotel gaan. Dat is de wegwerpcultuur in de praktijk.

Ik was benieuwd of de paus de crisis en de economische ontwrichting die ze veroorzaakt zag als een kans voor een ecologische verandering, voor een herijking van prioriteiten en levensstijlen. Ik vroeg hem uitdrukkelijk of het mogelijk is dat we in de toekomst een economie kunnen aantreffen die – om zijn woorden te gebruiken – meer “menselijk” en minder “vloeiend” is.

Paus Franciscus: Er is een uitdrukking in het Spaans: “God vergeeft altijd, wij vergeven soms, maar de natuur vergeeft nooit.” We hebben niet gereageerd op de tussentijdse rampen. Wie vermeldt nu de branden in Australië, of herinnert zich dat 18 maanden geleden een boot de Noordpool kon oversteken omdat de gletsjers allemaal gesmolten waren? Wie spreekt nu over de overstromingen? Ik weet niet of dit de vergelding van de natuur is, maar het zijn zeker antwoorden van de natuur.

We hebben een selectief geheugen. Ik wil hier even bij stilstaan. Ik was verbaasd over de zeventigste verjaardag van de herdenking van de landing in Normandië. Het was één groot feest. Het is waar dat zij het begin van het einde van de dictatuur inluidde, maar niemand leek zich de 10.000 jongens te herinneren die waren achtergebleven op dat strand.

Toen ik naar Redipuglia ging voor het eeuwfeest van de Eerste Wereldoorlog zag ik een mooi monument en namen op een steen, maar dat was het. Ik huilde, denkend aan de woorden van Benedictus XVI (“zinloos bloedbad”), en hetzelfde gebeurde met mij in Anzio op Allerzielen, denkend aan alle Noord-Amerikaanse soldaten die daar begraven lagen, die elk een familie hadden, en hoe ik een van hen had kunnen zijn.

In deze periode in Europa, waarin we populistische toespraken te horen krijgen en we getuige zijn van dit soort selectieve politieke beslissingen, is het maar al te gemakkelijk om de toespraken van Hitler in 1933 te herinneren, die niet zo verschillend waren van sommige van de toespraken van sommige Europese politici nu.

Wat me te binnen schiet is een ander vers van Vergilius:  (forsan et haec olim meminisse iuvabit) “misschien zal het op een dag ook goed zijn om deze dingen te onthouden”. We moeten ons geheugen hervinden, want het geheugen zal ons ter hulp schieten. Dit is niet de eerste plaag in de geschiedenis; de andere zijn slechts anecdotes geworden. We dienen onze wortels voor de geest te halen, onze traditie die vol zit met herinneringen. In de Geestelijke Oefeningen van de heilige Ignatius wordt de Eerste Week, evenals de “Beschouwing om te komen tot Liefde” in de Vierde Week, volledig in het teken gesteld van de herinnering. Het is een bekering door de herinnering.

Deze crisis raakt ons allemaal, zowel rijk als arm, en zet hypocrisie in de schijnwerpers. Ik maak me zorgen over de hypocrisie van bepaalde politieke persoonlijkheden die spreken over het bestrijden van de crisis, over het probleem van de honger in de wereld, maar die ondertussen wel wapens produceren. Dit is een tijd om ons te verzetten tegen dit soort functionele hypocrisie. Het is een tijd voor integriteit. Of we zijn trouw aan onze overtuigingen of we verliezen alles.

U vraagt me naar het bekeringsproces. Elke crisis bevat zowel gevaar als kans: de kans om uit het onheil te geraken. Ik geloof dat we vandaag de dag onze productie en consumptie moeten afremmen (Laudato Si, 191) en moeten leren de natuurlijke wereld te begrijpen en te overdenken. We moeten opnieuw verbinding maken met onze echte omgeving. Dat is de kans op bekering.

Ja, ik zie al eerste tekenen van een economie die minder vloeiend is, meer menselijk. Maar laten we ons geheugen niet verliezen als dit alles voorbij is, laten we de crisis niet opbergen en terugkeren naar het punt waar we waren. Dit is het moment om de beslissende stap te zetten, om van het gebruik en misbruik van de natuur over te gaan naar het beschouwen ervan. We hebben de contemplatieve dimensie verloren; op dit moment moeten we haar terug zien te vinden.

En nu we het toch over contemplatie hebben, ik wil graag even stilstaan bij één punt. Dit is het moment om de armen te zien. Jezus zegt dat we de armen altijd bij ons zullen hebben, en het is waar. Ze zijn een realiteit die we niet kunnen ontkennen. Maar de armen zijn verborgen, want armoede is beschamend. In Rome zei onlangs, midden in de quarantaine, een politieagent tegen een man: “Je kan niet op straat blijven, ga naar huis.” Het antwoord was: “Ik heb geen huis. Ik woon op straat.” Om zo’n groot aantal mensen te ontdekken die in de marge leven… En we zien ze niet, want armoede is beschamend. Ze zijn er wel, maar we zien ze niet: ze zijn onderdeel geworden van het landschap; ze zijn herleid tot dingen.

De heilige Teresa van Calcutta zag ze, en had de moed om een weg van bekering te gaan. Het “zien” van de armen betekent het herstellen van hun menselijkheid. Ze zijn geen dingen, geen vuilnis, ze zijn mensen. We kunnen geen vrede nemen met een welzijnsbeleid zoals we dat kennen voor geredde dieren. We behandelen de armen vaak als geredde dieren. We kunnen geen vrede nemen met een gedeeltelijk welzijnsbeleid.

Ik durf wat suggesties te geven. Dit is het moment om naar het ondergrondse te gaan. Ik denk aan Dostojevski’s korte roman, Aantekeningen uit het ondergrondse. De medewerkers van dat gevangenisziekenhuis waren zo gewend geraakt dat ze hun arme gevangenen als dingen behandelden. En kijkend naar de manier waarop ze iemand behandelden die net gestorven was, vertelt degene op het bed naast hen: “Genoeg! Hij had ook een moeder!” Dat hebben we onszelf vaak voor te houden: die arme mens had een moeder die hem liefdevol heeft opgevoed. Verderop in het leven weten we niet wat er gebeurd is. Maar het helpt om te denken aan die liefde die hij ooit kreeg door de hoop van zijn moeder.

We verdrijven de armen. We geven ze niet het recht om van hun moeders te dromen. Ze weten niet wat genegenheid is. Velen leven van drugs. En hen ontmoeten, kan ons helpen om de vroomheid te ontdekken, de pietas, die naar God en naar onze naaste wijst.

Daal af in het ondergrondse, en ga van de hyper-virtuele, lichaamsvreemde wereld naar het lijdende lichaam van de armen. Dit is de bekering die we moeten ondergaan. En als we daar niet beginnen, zal er geen bekering zijn.

Ik denk in deze tijd aan de heiligen die in de buurt wonen. Het zijn helden: artsen, vrijwilligers, religieuze zusters, priesters, winkeliers – allemaal doen ze hun plicht zodat de maatschappij kan blijven functioneren. Hoeveel artsen en verplegers zijn er gestorven! Hoeveel religieuze zusters zijn er gestorven! Allemaal al dienend… Wat mij te binnen schiet is iets wat de kleermaker, in mijn ogen een van de meest integere personages in “De verloofde”, heeft gezegd. Hij zegt: “De Heer laat zijn wonderen niet half afgewerkt achter.” Als we ons bewust worden van dit wonder van de heiligen uit de buurt, als we hun spoor kunnen volgen, zal het wonder goed aflopen, in het belang van iedereen. God laat de dingen niet half afgewerkt achter. Wij zijn degenen die dat doen.

Wat we nu beleven is een soort van metanoia (bekering), en we hebben de kans om te beginnen. Dus laten we ze niet uit het oog verliezen, en laten we verder gaan.

Mijn vijfde vraag ging over de gevolgen van de crisis voor de Kerk en de noodzaak om onze werkwijze te herzien. Ziet hij hieruit een Kerk ontstaan die meer missionair is, creatiever, minder gehecht aan instellingen? Zien we een nieuw soort ‘huiskerk’?

Paus Franciscus: Minder gehecht aan instellingen? Ik zou zeggen minder gehecht aan bepaalde denkwijzen. Omdat de Kerk een instelling is. De verleiding is om te dromen van een gedeïnstitutionaliseerde Kerk, een gnostische Kerk zonder instellingen, of een Kerk die onderworpen is aan vaste instellingen, wat een pelagianistische Kerk zou zijn. Degene die de Kerk maakt is de Heilige Geest, die noch gnostisch noch pelagianistisch is. Het is de Heilige Geest die de Kerk institutionaliseert, op een alternatieve, complementaire manier, omdat de Heilige Geest wanorde uitlokt door de charismatische gaven, maar dan uit die wanorde harmonie schept.

Een Kerk die vrij is, is geen anarchistische Kerk, want vrijheid is Gods gave. Een institutionele Kerk betekent een Kerk die geïnstitutionaliseerd is door de Heilige Geest.

Een spanning tussen wanorde en harmonie: dat is de Kerk die uit de crisis dient te komen. We moeten leren leven in een Kerk die bestaat in het spanningsveld tussen harmonie en wanorde, aangedreven door de Heilige Geest. Als u mij vraagt welk theologisch boek u het beste kan helpen om dit te begrijpen, dan zou het de Handelingen van de Apostelen zijn. Daar zult u zien hoe de Heilige Geest datgene wat niet meer van nut is, deïnstitutionaliseert en de toekomst van de Kerk institutionaliseert. Dat is de Kerk die uit de crisis kan komen.

Ongeveer een week geleden belde een Italiaanse bisschop, die enigszins in de war was, mij op. Hij had de ziekenhuizen rondgereisd om de absolutie te geven aan de mensen die in de ziekenzalen op de afdelingen van het ziekenhuis verbleven. Maar hij had met de kerkelijke advocaten gesproken die hem hadden gezegd dat hij dat niet mocht doen, dat de absolutie alleen in persoonlijk contact kon worden gegeven. “Wat denkt u, Vader?’ vroeg hij mij. Ik heb het hem verteld: “Bisschop, vervul uw priesterlijke plicht.” En de bisschop zei Grazie, ho capito (“Dank u, ik snap het”). Later vernam ik dat hij overal de absolutie gaf.

Dit is de vrijheid van de Geest te midden van een crisis, niet een Kerk die in instituten is opgesloten. Dat betekent niet dat het canoniek recht niet belangrijk is: dat is het wel, het helpt, en laten we er alstublieft goed gebruik van maken, het is voor ons welzijn. Maar de laatste canon zegt dat het hele canonieke recht voor het heil van de zielen is, en dat is wat de deur voor ons opent om in moeilijke tijden naar buiten te gaan om de vertroosting van God te brengen.

U vraagt me naar een “huiskerk”. We moeten met al onze creativiteit reageren op ons isolement. We kunnen ofwel depressief en vervreemd raken – via de media die ons uit onze realiteit kunnen halen – of we kunnen creatief worden. Thuis hebben we behoefte aan een apostolische creativiteit, een creativiteit die ontdaan is van zoveel nutteloze dingen, maar met een verlangen om ons geloof in gemeenschap uit te drukken, als het volk van God. Dus: in lockdown zijn, maar hunkerend, met de herinnering die verlangt en hoop geeft – dat is wat ons zal helpen om aan ons isolement te ontsnappen.

Tot slot vroeg ik paus Franciscus hoe wij geroepen zijn om deze buitengewone vastentijd en paastijd te beleven. Ik vroeg hem of hij een bijzondere boodschap had voor de ouderen die zich in een isolement bevinden, voor de geïsoleerde jongeren en voor degenen die als gevolg van de crisis in armoede leven.

Paus Franciscus: U spreekt over de geïsoleerde ouderen: eenzaamheid en afstand. Hoeveel ouderen zijn er waarvan de kinderen in normale tijden niet op bezoek gaan! Ik herinner me dat ik in Buenos Aires de bejaardentehuizen bezocht, ik zou het ze vragen: en hoe gaat het met je familie? Prima, prima! Komen ze? Ja, altijd! Dan nam de verpleegster me aan de kant en zei dat de kinderen in zes maanden niet waren geweest. Eenzaamheid en verlatenheid… afstand.

Toch blijven de ouderen onze wortels. En ze moeten met de jongeren spreken. Deze spanning tussen jong en oud moet altijd worden opgelost in de ontmoeting met elkaar. Want de jongeren zijn knop en gebladerte, maar zonder wortels kunnen ze geen vruchten dragen. De ouderen zijn de wortels. Ik zou vandaag tegen hen willen zeggen: ik weet dat u het gevoel heeft dat de dood dichtbij is, en dat u bang bent, maar kijk elders, denk aan uw kinderen, en stop niet met dromen. Dit is wat God van u vraagt: droom (Joël 3:1).

Wat zou ik tegen de jongeren zeggen? Heb de moed om vooruit te kijken en profetisch te zijn. Moge de dromen van de ouderen overeenkomen met uw verwachtingen – ook Joël 3:1.

Degenen die door de crisis verarmd zijn geraakt, zijn de armen van vandaag, die worden toegevoegd aan de massa’s armen van alle tijden, mannen en vrouwen die “beroofd” zijn van hun waardigheid. Ze hebben alles verloren, of ze gaan alles verliezen. Wat betekent ontbering voor mij, in het licht van het Evangelie? Het betekent het de wereld van de behoeftigen binnen te gaan, te begrijpen dat hij niet langer heeft wat hij ooit bezat.  Wat ik van de mensen vraag is dat ze de ouderen en de jongeren onder hun hoede nemen, dat ze de geschiedenis onder hun hoede nemen, de behoeftigen onder hun hoede nemen.

Wat nu in mijn gedachten komt is een ander vers van Vergilius, aan het eind van het tweede boek van de Aeneis, wanneer Aeneas, na de nederlaag in Troje, alles heeft verloren. Er liggen twee wegen voor hem open: daar blijven om te wenen en zijn leven te beëindigen, of volgen wat er in zijn hart leeft, naar de berg gaan en de oorlog achter zich laten. Het is een prachtig gedicht. Cessi, et sublato montem genitore petivi (“Ik heb plaats geruimd voor het lot en, met mijn vader op mijn schouders, ben ik naar de berg gegaan”).

Dit is wat we nu allemaal te doen hebben, vandaag de dag: de wortels van onze tradities meenemen en de berg beklimmen.

 

Met Teilhard de Chardin sj eucharistie vieren zonder brood en wijn

Bekijk alle nieuwsberichten

Deel