Ignatiaanse opvoeding en ambitie

De uitdaging van het uitzuiveren

De uitdaging van het uitzuiveren

Als men van iemand zegt dat hij ‘ambitieus’ is, valt daar niet meteen uit op te maken of die uitspraak positief bedoeld is. Misschien bedoelt men dat de persoon in kwestie vooral uit is op eigen positie, faam of geld en dat hij of zij bereid is om daartoe ook minder fraaie middelen aan te wenden. Maar de uitspraak kan evengoed positief bedoeld zijn en verwijzen naar iemand die een echt doel voor ogen heeft en de kracht wil opbrengen om dat doel te bereiken. Veiligheidshalve voegt men er in dat geval aan toe dat hij of zij  een ‘gezonde’ ambitie heeft.

Ignatius zelf was van nature héél ambitieus. Hij verlangde naar een diplomatieke carrière en hij wilde ook militaire roem oogsten. Over zichzelf schrijft hij:

Tot aan zijn zesentwintigste was hij iemand die zich overgaf aan de ijdelheden van de wereld. Wat hij vooral graag deed was zich oefenen in het hanteren van de wapens met een groot en ijdel verlangen daarbij eer te behalen. (Verhaal van de pelgrim, 1)

Uit dezelfde autobiografie lezen we nog een andere soort ambitie, met name zijn aanhoudende verliefdheid op de Spaanse kroonprinses Johanna:

Van die vele ijdele dingen die bij hem opkwamen, nam er één zozeer zijn hart in beslag, dat hij in gedachten daaraan wel twee of drie, soms vier uur geheel en al opging zonder het in de gaten te hebben. Dan verbeeldde hij zich in dienst te staan van een bepaalde meesteres en ging hij na wat voor middelen hij zou gebruiken om bij het landgoed te kunnen komen waar zij verbleef, wat voor verzen hij voor haar zou maken, wat voor geweldige dingen hij met de wapens voor haar zou presteren. Daar ging hij dan zo in op dat hij gewoon niet zag dat hij het onmogelijk zou kunnen bereiken. De betreffende meesteres was immers niet van gewone adel, geen gravin of hertogin, maar haar stand was hoger dan iedere andere. (Verhaal van de pelgrim, 6)

De grondige bekering van Ignatius zal het doel van zijn ambitie radicaal veranderen maar ze zal de ambitie zélf niet fnuiken. Ambitie behoort immers tot de kern van zijn psychologie. De psychologische kern in ons kan geheroriënteerd worden maar niet verwijderd: de bekeerde mens ‘draagt dezelfde naam’ als voordien.

Voorbeelden om Ignatius’ mimetische ambitie te illustreren, vinden we ook na zijn bekering terug. Hier volgt er één waar hij bovendien over reflecteert:

Wanneer hem een bepaalde boetedoening te binnen schoot die de heiligen verricht hadden, dan nam hij zich voor hetzelfde te presteren en zelfs meer. In die gedachten lag heel zijn troost, en hij lette helemaal niet op iets innerlijks. Wat nederigheid was wist hij niet, noch wat liefde was of geduld, evenmin wat onderscheiding was waarvan deze deugden regel en maat kregen. Zijn bedoeling was enkel die grote uiterlijke werken te presteren, omdat de heiligen ze voor de eer van God net zo gedaan hadden. Op een andere, meer bijzondere omstandigheid lette hij niet. (Verhaal van de pelgrim, 14b)

In het verhaal van de pelgrim blikt de oudere Ignatius terug op zijn eigen leven. Uit deze passage blijkt dat hij niet het prestatieverlangen afvalt maar wel de bedoeling of de motivatie die er nog achter schuilgingen. Bovendien formuleert hij helder wat voor hem die motivatie zou moeten zijn: ‘de eer van God’. Voor het eerst valt hier ook het woord ‘nederigheid’. Beide begrippen – de eer van God en de nederigheid – zullen langzaam maar zeker de leidraad worden van heel Ignatius’ leven, maar de ambitie, de drang om uit te blinken zelf, zal ongebroken aanwezig blijven.

In de Geestelijke Oefeningen vinden we dezelfde overwegingen terug maar dan op een iets abstracter niveau, zodat elkeen er zich in kan herkennen. De bekeerde ambitie vinden we bijvoorbeeld terug in de meditatie genaamd ‘De oproep van de aardse koning’ die aan het begin staat van de tweede week, net voor de beschouwing over ‘De menswording’ die we in de vorige bijdrage toelichtten. In deze meditatie vraagt Ignatius de retraitant te overwegen waartoe hij bereid is in zijn dienst aan Christus. Nadat Ignatius in zijn nog laatmiddeleeuwse beeldtaal beschreven heeft wat hij als enthousiaste ridder zou ondernemen voor zijn aardse koning, nodigt hij de retraitant uit te overwegen wat hij bereid is op te offeren in zijn dienst aan Christus zelf, de eeuwige koning:

Zij die een nog grotere genegenheid willen betonen en zich willen onderscheiden in de algehele dienst van hun eeuwige koning en Heer van alles, zullen niet alleen heel hun persoon aanbieden voor die zware taak, zij zullen ook een opdracht doen van groter waarde en groter gewicht, ook al gaat die in tegen hun eigen zinnelijkheid en tegen hun liefde voor het lichaam en de wereld. (G.O. 97)

In de hele verdere ‘tweede week’ van de Geestelijke Oefeningen zal de retraitant vanuit deze optiek het leven van Jezus beschouwen om Hem trouwer na te volgen. In de persoon van Jezus vindt Ignatius eindelijk een betrouwbaar model om na te volgen. Zijn hartsgrondig en edelmoedig mimetisch verlangen is eindelijk tot rust gekomen in wat vanaf nu de navolging van Christus zal heten. Maar Ignatius’ natuurlijk onderscheidingsverlangen blijft ook in deze teksten overduidelijk aanwezig.

Fundament

Ignatius’ innerlijk gevecht met de schone maar potentieel ook verwoestende kracht van zijn natuurlijke tomeloze ambitie vindt een rustpunt in een beroemde tekst die ‘Uitgangspunt en Fundament’ heet. De rijpere Ignatius heeft er in haast filosofische termen zijn inzichten in samengebald. Men kan dit ‘fundament’ terecht de kern van zijn spiritualiteit noemen maar de lezer heeft begrepen dat het eigenlijk vooral de distillatie van Ignatius’ eigen leven bevat. De filosofische teneur van deze tekst is ongebruikelijk in de Geestelijke Oefeningen. Stilistisch lijkt het wel een zwerfsteen te zijn, maar voor een fundament is dat tenslotte niet zo verwonderlijk. De tekst luidt aldus:

De mens is geschapen om God onze Heer te loven, eerbied te bewijzen en te dienen en aldus zijn ziel te redden. Alle overige dingen op het aardoppervlak zijn geschapen met het oog op de mens, om hem het doel te helpen nastreven waarvoor hij geschapen is. Daaruit volgt dat de mens er gebruik van moet maken voor zover ze hem helpen dat doel na te streven, en dat hij ervan moet afzien voor zover ze daarbij een hinder zijn… Het enige wat wij moeten verlangen en kiezen is wat ons dichter brengt bij het doel waarvoor wij geschapen zijn.’ (G.O. 23)

Het ‘fundament’ heeft een robuuste eenvoud en uitgepuurde helderheid. Dit mag ons niet uit het oog laten verliezen hoe lang en intens Ignatius om die helderheid gevochten heeft. Hij had immers een doel nodig in zijn leven om zijn ambitie te oriënteren. Hij besefte dat hij zonder dat kompas aan zijn ‘magisverlangen’ zou zijn ten onder gegaan. Bovendien is hij erin geslaagd om zijn individuele levensweg zo te doorgronden en te herformuleren dat hij ook voor ons richtinggevend kan zijn.

Ambitie en onderwijs

‘Ad altiora natus sum’ konden we bovenop de ingangspoort van het nieuwbakken jezuïetencollege te Miskolc (Hongarije) lezen toen we er voor een uitwisselingsweek aankwamen. ‘Tot hogere dingen ben ik geboren’ in een letterlijke vertaling. Ambitie zit ingebakken in de pedagogie van Ignatius. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat vele ouders hoge verlangens koesteren als ze hun dochter of zoon inschrijven op een jezuïetenschool. Even vaak lijkt die ambitie ook hun kinderen te bezielen. Over de vele valstrikken van dit ‘magis’ hebben we het al uitvoerig gehad, maar over een fundamenteel positieve benadering ervan zou bij Ignatius geen twijfel bestaan. Ze behoort immers zoals aangegeven tot de kern van zijn psychologie én van zijn uiteindelijke spiritualiteit.

De nog ongeoriënteerde motivaties van deze ambitie mogen ons evenmin verbazen: een goede reputatie, een belangrijke functie, een hoog salaris, mooie studieprestaties en de bijhorende eer zijn vaak voorkomende drijfveren. Maar zij worden pas ook nobele drijfveren wanneer ze vergezeld gaan met het verlangen om’ iets goeds te doen’, om ‘mensen te helpen’, om ‘zijn talenten ten dienste te stellen van iets hogers’. We mogen concluderen dat het geen zin heeft om de ambitie zelf verdacht te maken of ze te onderdrukken. Ze is op zich een gezonde en natuurlijke voedingsbodem. Ze is ons liever dan een opgelegde middelmatigheid of nivellering. Geduld en waakzaamheid zullen ons helpen om ze – naar het voorbeeld van Ignatius – te heroriënteren naar dat punt in ons hart van waaruit ze ons ten diepste gelukkig kan maken. Dit blijven geloven en er zich voor inzetten behoort tot het gelouterde optimisme van de Ignatiaanse pedagogie.

Guy Dalcq

Verder lezen over ignatiaanse pedagogiek:

Pedagogiek, thematisch

Bekijk alle nieuwsberichten

Deel