Hoe de prille jezuïetenmissie in Afghanistan vorm kreeg

wo 14 aug 2019 Gerechtigheid / Jezuïeten / Wereldwijd /
Hoe de prille jezuïetenmissie in Afghanistan vorm kreeg

Sinds 2005 zijn jezuïeten werkzaam in Afghanistan, een land waar nog altijd een burgeroorlog woedt. In 2014 werd een Indiase jezuïet er voor langer dan een half jaar ontvoerd.

Sinds 2005 zijn jezuïeten werkzaam in Afghanistan, een land waar nog altijd een burgeroorlog woedt. In 2014 werd een Indiase jezuïet er voor langer dan een half jaar ontvoerd.

De eerste jezuïet in Afghanistan was een Spanjaard, hij kwam in het jaar 1581. De jezuïetenorde bestond pas veertig jaar toen pater Antonio Monserrat sj van de Catalaanse provincie met het leger van keizer Akbar de Grote vanuit India in Kabul aankwam. Honderd jaar later werd de Portugese pater Gregorio Ruiz sj gedreven door het verlangen om één van de oudste christelijke gemeenschappen ter wereld van dienst te zijn. Hij kwam aan in Kabul in 1676.

In de jaren dertig van de vorige eeuw reisde de Catalaanse historicus pater Henri Heras sj vanuit India naar Afghanistan en publiceerde over de geschiedenis en cultuur van het land. Hij kreeg hiervoor de hoogste civiele onderscheiding die het land kent.

Kunnen wij humanitaire hulp verlenen?

Na het vertrek van de Russische troepen in 1989 en de opkomst van de Taliban is het niet meer rustig geweest in het land. Na het afzetten van de Taliban in 2001 onderzochten Indiase jezuïeten de mogelijkheden om humanitaire hulp te verlenen. In 2002 verkende de Jesuit Refugee Service (JRS) de situatie. De JRS kwam in beeld omdat sinds 2001 meer dan zes miljoen vluchtelingen terugkeerden uit de buurlanden – vooral Pakistan – die allemaal opnieuw een bestaan moesten opbouwen. Eén van de sleutelfiguren was pater Aloysius Fonseca, die in Kabul overleed in 2004. In april 2005 kwamen twee Indiase jezuïeten aan die de eerste projecten zouden opstarten: Pater Antony Santiago uit Andhra en Broeder Noel Oliver uit Puna. Ze gingen er heen als hulpverleners, niet om mensen te bekeren. De naam van hun project werd: JRS Afghanistan.

De strategie van JRS Afghanistan

In de afgelopen veertien jaar hebben meer dan vijftig jezuïeten uit de verschillende provincies gewerkt voor JRS in Afghanistan. De nadruk lag meestal op het onderwijs, de lerarenopleiding, onderzoek en techniek. Praktische onderwerpen, bruikbaar voor de mensen die hun eigen land willen opbouwen. De eerste taak die de paters en broeders hadden was: vertrouwen winnen. De nieuwkomers moesten geloofwaardig zijn en geaccepteerd worden in de lokale, meestal conservatieve gemeenschappen. Onderwijs gegeven door vreemdelingen stond in een kwaad daglicht en onderwijs aan meisjes helemaal. De regering wantrouwde de vreemde priesters en wilde de schaarse middelen, geld en informatie, niet delen met de nieuwkomers. Het vroeg van de Indiase jezuïeten veel tact en een behoedzame werkwijze waarbij zij gebruik maakten van een strategie in zeven punten.

1) Solidariteit met mensen in de marge

De eerste jezuïeten die in 2005 begonnen kozen ervoor om tussen de mensen te wonen en te werken. Ze deden alles te voet of op de fiets. Zo gingen ze lopend naar de markt en naar hun klaslokaal. Geen bewakers, geen auto’s. Toen één van hun leerlingen zei: ‘U bent één van ons!’, was dat een reden om blij te zijn. Zo wonnen ze het vertrouwen van de plaatselijke bevolking en hun leiders.

2) Geworteld in de lokale cultuur

De regering gaf maar weinig ruimte om te reizen. Ze kozen ervoor om dicht bij de mensen te blijven maar moesten veel leren over het land en de cultuur en de omgangsvormen. Het was echt werken ‘aan de grenzen’, iets wat de 35e Algemene Congregatie had gevraagd van de jezuïeten. Eén van hun leerlingen zei daarover: ‘Tijdens het Suikerfeest werden we verwelkomd in hun huis, en we zagen dat zij dezelfde feestgerechten voor het feest hadden klaargemaakt als wij klaarzetten voor onze gasten bij die gelegenheid. Wij hadden niet het gevoel dat zij uit een ander land kwamen.’

3) Denken en werken op lange termijn

JRS wordt gezien als een organisatie die zich voor langere tijd heeft verbonden aan de projecten in Afghanistan. Ze zijn begonnen in Herat en gingen daarna naar de hoofdstad Kabul. Toen de directeur, pater Prem Kumar sj, acht maanden ontvoerd was heeft JRS zich natuurlijk wel afgevraagd of ze moesten blijven. Maar na zijn vrijlating besloten ze in de geest van Pater Arrupe om niet weg te gaan. Hun band met de mensen ter plaatse en hun gevoeligheid voor alle spanningen en conflicten waar zij nu zelf ook deel van uitmaken deed hen besluiten om er te blijven.

4) Flexibel zijn

In zo’n wankele en soms onveilige situatie moet je kunnen reageren op veranderingen. Vaak wisten ze van tevoren niet hoe dingen zouden aflopen. Maar telkens waren er weer nieuwe initiatieven en nieuwe mogelijkheden.

5) Dialoog en overtuigingskracht

JRS zocht nooit de confrontatie maar bleef altijd in gesprek. Hun belangrijkste gesprekspartners waren de mensen ter plaatse. Bij een uitbreiding van activiteiten was iedere keer weer de vraag: wie zijn de meest kwetsbaren en wat is hier de grootste nood? En iedere keer was er overleg met mensen van de overheid, met de ouders en met plaatselijke leiders.

6) Samenwerking en netwerken

De JRS kan al dat werk niet doen met alleen maar de kleine staf van buitenlanders. Er zijn lokale mensen in dienst, er zijn partnerorganisaties en er zijn gulle donoren uit het buitenland. Er is samenwerking met de lokale overheid en overleg met ziekenhuizen en andere scholen. Veelbelovende plaatselijke medewerkers en goede leerlingen worden gesteund om door te studeren en opleidingen te volgen. Enkelen kregen een studiebeurs voor hogere studies in India.

7) Samen met de regering

Samenwerken met de regering is een absolute voorwaarde. Het hielp om het vertrouwen van de mensen te winnen. Buitenlanders worden snel verdacht van het ondermijnen van oude tradities, al dan niet met het geloof verbonden. Dat wantrouwen moet eerst weggenomen worden anders kun je de rest wel vergeten. De goodwill bij de regering maakte het ook mogelijk om projecten te beginnen buiten de grote steden, in de afgelegen gebieden Bamiyan en Diakundi.

Tenslotte

Terugkijkend op de afgelopen jaren zijn er veel redenen voor tevredenheid en dankbaarheid. Zeker als we zien hoe onze studenten terecht zijn gekomen. Maar de toekomst kan niet zonder de inzet van opnieuw geëngageerde jezuïeten die hier een paar jaar willen komen werken, vooral vanuit India. Er zijn nog steeds problemen met de veiligheid. Maar met zoveel jezuïeten en zoveel talenten in India moet het toch mogelijk zijn om het buurland Afghanistan te helpen. Dat is de droom die wij met u willen delen.

Dit artikel verscheen in JIVAN, maandblad voor Jezuïeten in India en zijn buurlanden. De auteurs, Paul D’Souza sj en Mr Shabih Answer, zijn verbonden aan het Indian Social Institute in New Delhi.


Meer info op jrs.net/country/afghanistan

Vertaling: Jan Stuyt sj

Bekijk alle nieuwsberichten

Deel