Onderscheiding van de geesten: troosteloosheid

di 12 jun 2012

In de reeks ignatiaanse pedagogie: troosteloosheid als signaal

In de reeks ignatiaanse pedagogie: troosteloosheid als signaal

Gevoelens als signalen

Uit de vorige bijdrage over het voor Ignatius zo centrale begrip ‘onderscheiding’ behouden we drie conclusies:

De eerste stap is het opmerken van onze wisselende gevoelens, er attent voor worden. Bij deze zelfobservatie maakt Ignatius een eerste ruwe onderscheiding tussen wat hij de troost- en wat hij de troosteloosheidervaring noemt.

De tweede stap is het inzicht dat onze gevoelens nauw verbonden zijn met hoe we leven en handelen. Onze dromen en daden sturen en kleuren onze gevoelens. Ignatius maakt hierbij de opmerking dat het residugevoel na een uitgevoerde taak of na een planning belangrijker is als richtwijzer, dan het begeleidend gevoel ervoor of tijdens de taak of planning.

Tenslotte is Ignatius ervan overtuigd dat onze begeleidende gevoelens ook goddelijke signalen zijn, dat Hij ons tenslotte via troost- en troosteloosheidervaring wenken geeft over de door ons in te slagen weg.

Het actief en zorgzaam omgaan met deze drie inzichten heet bij Ignatius ‘onderscheiding der geesten’. Het begrip onderscheiding kunnen we in verband brengen met het Griekse ‘krinein’ waar ons woordje ‘kritisch’ van afgeleid is. We noemen onszelf graag kritisch en we bedoelen daarmee dat we een gezond wantrouwen koesteren voor de meningen van de anderen. Die betekenis staat ver af van wat Ignatius oorspronkelijk bedoelde. Voor hem betekende ‘kritisch zijn’ vooreerst het afwegen en peilen van onze eigen gevoelens om er conclusies uit te trekken voor ons eigen handelen. Anders gesteld: het ging voor hem veel meer om goed begrepen ‘zelfkritiek’ dan om het kritisch beoordelen van anderen of van informatie van buitenaf.

Troosteloosheid

Een gevoel dat we soms ervaren wanneer het leven ons op de proef stelt is troosteloosheid. Ignatius definieert de troosteloosheid in zijn Geestelijke Oefeningen als volgt :

‘Ik noem troosteloosheid al het tegenovergestelde van de troost. Bijvoorbeeld: duisternis en verwarring in de ziel, een neiging naar wat laag en aards is, onrust vanwege verschillende prikkels en bekoringen, een neiging tot wantrouwen, de ziel die zonder hoop is, zonder liefde, apathisch, droevig en als het ware gescheiden van haar Schepper en Heer.’ (G.O. 317)

In deze definitie herkennen we de drie stappen die de onderscheiding uitmaken: vooreerst het opmerken van de soort gevoelens zoals hier droefheid en hopeloosheid, vervolgens het onderkennen van de bron ervan zoals allerhande verlokkingen en verlangens, en tenslotte de link met God zoals hier het gevoel van grote afstand en gescheidenheid van ‘onze Schepper en Heer’. Wie van ons heeft deze complexe gevoelens – allicht in een andere woordenschat uitgedrukt – nooit ervaren, hetzij in wat we ons privé-leven noemen, hetzij in ons beroepsleven?

Als oorzaak van onze troosteloosheid ziet Ignatius drie mogelijkheden.

De eerste formuleert hij als volgt:

‘Ten eerste kan zij een  teken zijn dat wij in onze geestelijke oefeningen lauw, lui of nalatig zijn. Het is dan wegens onze tekorten dat de geestelijke vertroosting ons verlaat.’ (G.O. 322)

Vaak zijn we geneigd om de oorzaak van onze troosteloosheid buiten onszelf te zoeken, bij de anderen die ons het leven lastig maken of in de omstandigheden die alweer niet meezitten. Toch heeft Ignatius allicht gelijk als hij ons vraagt om in de eerste plaats ons eigen handelen en onze eigen gedachten te onderzoeken en dus na te gaan of we ons leven niet al te ‘lauw en lui’ inrichten. De kans is heel reëel dat door een ernstige heroriëntering van onze dagelijkse handelwijze de horizon weer opklaart en de ervaring van troost weer de bovenhand neemt. Bij gevoelens van troosteloosheid blijft dit steeds onze eerste toetssteen. Het effectief ter harte nemen van deze eenvoudige wijsheid kan eenieders ervaringen in het leven al heel grondig veranderen.

De tweede mogelijkheid formuleert hij als volgt:

‘Ten tweede kan onze troosteloosheid  een beproeving zijn, omdat God onze kracht wil toetsen en nagaan hoever wij in staat zijn te gaan in zijn dienst en lof, zonder de overvloedige troost van zijn bijzondere genade.’ (G.O. 322)

Ook als we ons terdege inzetten, kan de vertroosting die wij met heel ons hart verwachten wel eens uitblijven en kunnen we ondanks onze inzet troosteloos achterblijven. Als dit werkelijk zo is, meent Ignatius hierin een kans te zien om innerlijk te groeien door in weerwil van de verhoopte troost toch het beste te blijven beogen. We merken bij dit citaat op dat voor Ignatius de gevoelens zelf dus niet van primordiaal of beslissend belang zijn maar wel de manier waarop we leven en hoe we proberen ‘onze Schepper en Heer’ naderbij te komen. Gevoelens zijn belangrijke signalen en bakens maar ze zijn niet zelf het doel van ons streven.

De derde mogelijkheid formuleert hij als volgt: (verkort citaat)

‘Ten derde is onze troosteloosheid voor ons een les, om ons een waarachtige kennis en inzicht te geven, die ons van binnenuit doen aanvoelen dat het niet in onze macht ligt (…) in ons hart op eigen kracht geestelijke vertroosting te verwekken of te behouden, maar dat alles gave en genade is van God onze Heer.’ (G.O. 322)

In dit laatste citaat merken we een heel typische trek van Ignatius’ spiritualiteit: troost en gelukservaring zijn altijd een cadeau en nooit het product van eigen verdienste, hoezeer we ons ook laten aansporen om ons helemaal in te zetten. Ook de goed bedoelende en handelende mens produceert niet zijn eigen geluk, hij ontvangt het. Geluk vraagt geduld. Nederigheid is niets anders dan dit besef.

Laten we deze bijdrage eindigen met wat Ignatius ons voorhoudt in tijden van troosteloosheid.

De belangrijkste raad die hij ons geeft is om geen veranderingen aan te brengen in de goede voornemens en besluiten die we voor onze ervaring van troosteloosheid hadden genomen. Hij pleit hier dus voor standvastigheid. Want de gedachten die de troosteloosheid ons influistert zijn vaak negatief: wantrouwen, zelfdestructie, onrust, woede of moedeloosheid. Het is raadzaam in tijden van troosteloosheid geen grote besluiten te nemen tenzij het besluit om het goede te blijven doen. Neemt men in tijden van troosteloosheid toch grote besluiten, dan heeft men daar achteraf toch maar spijt van en dient men de hele weg terug te gaan.

Guy Dalcq

Lees verder over ignatiaanse pedagogiek:

Pedagogiek, thematisch

Bekijk alle nieuwsberichten

Deel