Magis

 

Lees verder

 

‘Magis’ – wat in het Nederlands ‘meer’ betekent – is misschien het meest gebruikte motto als men vandaag naar Ignatius en zijn spiritualiteit verwijst. Daarom is het des te opvallender dat het als dusdanig niet in de Geestelijke Oefeningen voorkomt!

Een opheldering van dit toch wel merkwaardige gegeven dringt zich op. De kern van de zaak is dat Ignatius het woordje magis, of in het Spaans ‘mas’, altijd in combinatie gebruikt met een nadere bepaling. Als men die nadere bepaling weglaat – zoals vandaag wel meer gebeurt –, riskeert het motto een lege schelp te worden, een nietszeggende formule die te pas en te onpas kan gebruikt worden voor doeleinden die met de ignatiaanse pedagogie niets meer te maken hebben.

Zo vertelde een goedbedoelende leerling bij de voorstelling van de financiële resultaten van het collegebal dat de opbrengst hoger lag dan vorig jaar, ‘helemaal in lijn met het magis van Ignatius’. Het wel degelijk ignatiaans enthousiasme van de leerling was begrijpelijk, aangezien de mooie opbrengst voor een groot deel naar twee zinvolle sociale projecten ging. Toch leek me de verwijzing naar het ignatiaanse magis in deze context wat kort door de bocht. Ignatius beoogde met dit woord immers geen oproep tot geldaccumulatie. Hij had iets heel anders voor ogen dan een financieel groeiverhaal.

Een subtieler misverstand ligt in het concurrentiële aspect van ‘magis’. Men is vaak geneigd te denken dat Ignatius met dat motto bedoeld heeft dat je ‘beter’ en ‘succesvoller’ moet zijn dan de anderen. Die gedachte kan dwangmatig worden en leiden tot overdreven prestatiedruk. Laten we hier niet te licht overheen gaan … Zo getuigde een oud-leerling ooit: ‘Het voortdurend spreken over magis heeft bij mij tot een diepe frustratie geleid. Ik ben nooit meer tevreden. Ik leid een gewoon leven en probeer goed voor mijn familie en kinderen te zorgen, maar steeds is er die knagende stem uit mijn schooltijd die me zegt: meer, meer, meer. Ik wil af van dat gehamer.’ Als het ‘magis’ geen nadere bepaling krijgt, bestaat het gevaar dat we er onnodig door gefrustreerd geraken. Het leven verwordt dan tot een bikkelharde concurrentieslag waarbij je toch nooit goed genoeg kan zijn.

Minstens even nefast is het impact van deze concurrentiële interpretatie bij hen die wél menen in de opzet geslaagd te zijn. Hier schuilt een ander gevaar in: we kunnen ons laten verleiden tot misplaatste eigendunk en misprijzen, het gekende ‘dikke nek syndroom’… Een veelvuldig gebruik van het motto magis zonder nadere bepaling kan tot uiteenlopende en nefaste misvattingen leiden, die van de hoogmoed incluis.

De nadere bepaling van ‘magis’

De gedachte ‘meer’ komt bij Ignatius altijd voor in combinatie met de ‘eer en de glorie van God’. Zo staat het ook boven de huiswerken en de overhoringen: ‘Ad maiorem Dei gloriam’. In de Constituties van de jezuïeten, de religieuze regel die Ignatius schreef om de orde consistentie te geven en te behoeden voor afdwalingen, komt de uitdrukking regelmatig terug: ‘Tot meerdere eer en glorie van God’. ‘Dei’ gloriam en niet ‘mei’ gloriam … Wanneer Ignatius in het vierde deel van de Constituties het heeft over de wenselijkheid om colleges op te richten (in eerste instantie voor de eigen jonge leden, in latere instantie voor leken-leerlingen), schrijft hij:

‘De Sociëteit beoogt uitdrukkelijk haar eigen leden en de medemensen te helpen om het uiteindelijke doel te bereiken waarvoor zij geschapen zijn. Dat vraagt niet alleen een levenswijze die tot voorbeeld kan dienen, maar ook kennis en de wijze om deze over te dragen. De hier volgende uiteenzetting zal handelen over de intellectuele vorming van hen die tot de proeftijd toegelaten werden en over de omzetting van het geleerde in de praktijk. Theorie en praktijk moeten hen helpen om God, onze Schepper en Heer, beter te leren kennen en te dienen … Omdat het behoud en de uitbreiding van de Sociëteit tot grotere lof en dienst van God onze Heer ons zeer ter harte gaat, dachten we aan een andere weg om jongeren op te nemen …’ (Constituties 307 – 308)

Dit citaat over de stichting van de colleges bevat een duidelijke echo van wat men in de Geestelijke Oefeningen het ‘fundament’ noemt. De eerste zinnen van dit fundament luiden als volgt:

‘De mens is geschapen om God onze Heer te loven, eerbied te bewijzen en te dienen en aldus zijn ziel te redden. Alle overige dingen op het aardoppervlak zijn geschapen met het oog op de mens, om hem het doel te helpen nastreven waarvoor hij geschapen is. Daaruit volgt dat de mens er gebruik van moet maken voor zover ze hem helpen dat doel na te streven, en dat hij ervan moet afzien voor zover ze daarbij een hinder zijn.’ (G.O. 23a)

Een gepaste bespreking van deze belangrijke passages uit de ignatiaanse spiritualiteit zou het bestek van dit artikel overschrijden. We wensen hier alleen te benadrukken dat het woord ‘magis’ bij Ignatius altijd in combinatie voorkomt met de kennis, de lof en de eer van God. Waarom is dit zo belangrijk? Ignatius verlegt de aandacht van onszelf naar God. Deze ‘decentratie’ is in zijn spiritualiteit essentieel. Magis begint niet bij het presteren, maar bij de dankbaarheid om Gods tegenwoordigheid. Het is een uitnodiging om blij te zijn met het leven en het te aanvaarden. En het doel is niet onszelf op te hemelen, maar de schoonheid van ons leven te vergroten en door te geven.

De pedagogie van Ignatius is inderdaad dynamisch en ambitieus. Alleen is het nodig de diepe herkomst en het hoge doel van die ambitie niet uit het oog te verliezen. Het is en blijft waar dat de pedagogie van Ignatius gekenmerkt wordt door een krachtige oproep tot uitmuntendheid. Ze is echter alleen vruchtbaar als het perspectief zuiver wordt gesteld.

Guy Dalcq

Lees verder over ignatiaanse pedagogiek:

Pedagogiek, thematisch