In de reeks ignatiaanse pedagogie: over blijdschap, waakzaamheid, een druppel water en een deur die open staat
In de reeks ignatiaanse pedagogie: over blijdschap, waakzaamheid, een druppel water en een deur die open staat
Waarachtige blijdschap is voor Ignatius een positief en belangrijk signaal. Blijdschap is een teken dat God in een mens werkzaam is:
‘Het is God en zijn engelen eigen om in hun bewegingen waarachtige blijdschap en geestelijke vreugde te geven, waarbij zij alle droefheid en verwarring die de vijand veroorzaakt wegnemen. De vijand is het eigen om te vechten tegen die blijdschap en geestelijke vertroosting door schijnredenen, spitsvondigheden en aanhoudende misleidingen.’ (G.O. 329)
Dit citaat toont ons de ware aard van Ignatius: zijn fundamenteel optimisme! Ignatius is geen stoïcijn die alsmaar probeert geen wisselende gevoelens te hebben en alles ‘onder controle’ te houden. Ignatius’ onderscheiding der geesten is net wel op die wisselende innerlijke bewegingen gericht en hij probeert hierin een gids te zijn. Maar binnen die wisseling der gevoelens verkiest hij voluit de vertroosting en de blijdschap. Troosteloosheid kan zijn rol en betekenis hebben maar voor Ignatius is de blijdschap en de vreugde normaal gezien een zekerder teken van ‘Gods werking’ dan neerslachtigheid en pessimisme.
Nochtans was Ignatius in zijn leven ook heel vertrouwd met het tegenovergestelde. Hij kende terdege de afgronden van de menselijke pijn en vertwijfeling. In zijn autobiografie bekent hij zelfs dat hij ooit op zijn tocht door Spanje aan zijn leven een einde wou maken door in een diepe kloof te duiken. Toch leerde hij net daar, aan de oevers van de kleine Catalaanse rivier, de Cardoner – daar waar hij maandenlang in eenzaamheid zou verblijven – dat Gods bedoeling met de mensen en dus ook met hem de vertroosting en de geestelijke vreugde is. Wie de paar pagina’s van het Geestelijk Dagboek van Ignatius – een wat minder bekende tekst van hem – naleest, zal versteld staan hoe diep en overvloedig de vertroosting is geweest die hij ervaren heeft. Wie Ignatius nog met stoïcisme zou associëren, moet beslist deze tekst lezen.
Dit citaat (G.O. 329) lijkt ons ook belangrijk voor de ignatiaanse pedagogie. Ook in de pedagogie mag blijdschap en vreugde onze belangrijkste leidraad zijn. Als dit ons gegund wordt, is die vreugde immers ook een cadeau voor de leerlingen. Terechte problematisering en terechte ernst zijn op hun plaats, maar mogen ze dit fundamentele perspectief verduisteren ? Optimisme is voor Ignatius meer dan een loutere ‘moral duty’ zoals de filosoof Popper stelt, het is bovenal zijn diepste levensovertuiging en ervaring, zijn uiteindelijk perspectief en de uitkomst van zijn lang en boeiend geestelijk parcours.
Hoe mooi ook, blijdschap is zelden een blijvend gevoel. Hoe snel kantelt blijdschap niet in onrust en droefheid ? Het geldt voor leerkrachten, maar ook voor leerlingen en zelfs voor een hele klasgroep. Daarom zegt Ignatius dat niet alleen het begin van onze activiteiten en gedachten belangrijk zijn, maar ook het verloop en het einde ervan. Hij roept dus op tot waakzaamheid :
‘Wij moeten ten zeerste letten op het verloop van de gedachten. Zijn het begin, het midden en het einde helemaal goed en geheel op het goede gericht, dan wijst dat op een teken van de werking van de goede engel. Maar het is een duidelijk teken dat iets afkomstig is van de kwade geest, … wanneer het verloop van onze gedachten de ziel verzwakt, verontrust of verwart door haar de vrede, rust en kalmte te ontnemen die zij voordien had.’ (G.O. 333)
Waakzaamheid is dus geboden om het aanvankelijk optimisme niet te laten kantelen in zijn tegendeel. In feite komt dit neer op een soort ‘gewetensonderzoek’. Het gewetensonderzoek was voor Ignatius dan ook de belangrijkste vorm van ‘gebed’. Zonder deze vorm van ‘gebed’ is er geen actieve ‘onderscheiding der geesten’. Zelfs als dit ‘gebed’ maar één dagelijkse minuut in beslag zou nemen, is het zeer zinvol. Het behoedt ons immers voor de valkuilen van zowel euforie en eigendunk als voor de valkuil van de moedeloosheid. Een minder zwaar woord dat Ignatius hiervoor gebruikt is ‘reflectie’, het regelmatig nadenken over onze gevoelsevolutie en het nagaan waar en waarom de blijdschap en de vreugde ons verliet.
We weten dat Ignatius argwanend staat ten aanzien van euforie en opdringerigheid. Het bedrieglijke verschuilt zich soms achter schone schijn. Zijn optimisme is niet spectaculair of sensationeel. Daarvoor is het te doorleefd en te vertrouwd met eigen falen en gebreken. Wie eerlijk probeert het goede te doen, luistert dus liever naar de bescheiden geluiden in zichzelf dan naar de al te glorierijke. Ignatius gebruikt hier de beeldspraak van een druppel water :
‘Bij wie van goed naar beter gaan raakt de goede geest de ziel lieflijk, licht en zacht aan, zoals een druppel water in een spons dringt. De kwade engel raakt haar scherp aan, met geraas en onrust, zoals een druppel water die op steen valt.’ (G.O. 335a)
Meer nog dan abstracte begrippen, kan deze heldere metafoor inzicht bieden in zijn bedoeling: bij wie het goede betracht gebeurt de werking van de goede geest zachtaardig en bescheiden. Ook deze metafoor kan een leidraad zijn voor pedagogisch handelen.
We eindigen deze reeks over ‘de onderscheiding der geesten’ met een laatste beeldspraak.
‘Bij wie van goed naar beter gaat, komt de engel niet binnen in opdringerigheid en geraas maar in stilte als in zijn eigen huis met open deur.’ (G.O. 335c)
De spiritualiteit en de pedagogie van Ignatius leiden ons niet buiten onszelf naar een geforceerde vreemdheid maar integendeel naar de rustige vertrouwdheid van wie we echt zijn. Pas vertrekkend van wie we zijn, ligt eindelijk de weg open voor groei. Dit geldt voor leerlingen en leerkrachten. En voor alle mensen.
Guy Dalcq
Lees verder over ignatiaanse pedagogiek: